Interactievaardigheden

1 / 23
next
Slide 1: Video
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

0

Slide 1 - Video

Welke interactievaardigheden past Chantal in deze fragmenten toe?
A
Respect voor autonomie
B
Sensitieve responsiviteit
C
Praten en uitleggen
D
Begeleiden in interactie

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Mind map

Als je respect toont voor de autonomie van het kind groeit hun zelfvertrouwen.

Slide 4 - Poll

Interactievaardigheden 

Slide 5 - Slide

Lesdoelen 
1) Aan het einde van de les kan de student de zes pedagogische interactievaardigheden benoemen.
2) Aan het einde van de les kan de student minimaal twee voorbeelden noemen voor de zes pedagogische interactievaardigheden.
3) Aan het einde van de les kan de student twee voorbeelden benoemen van hoe de zes pedagogische vaardigheden worden ingezet op de stageplek.
4) Aan het einde van de les kan de student reflecteren op wat zijn/haar rol is geweest in de samenwerkingsopdracht en hoe hij/zij die heeft vormgegeven. 

Slide 6 - Slide

Planning 
  • Korte uitleg interactievaardigheden 
  • Samenwerkingsopdracht in kleine groepjes
  • Nabespreken opdracht
  • Lesdoelen evalueren 
  • Afsluiting

Slide 7 - Slide

Interactievaardigheid
''In de communicatie en omgang met de kinderen maakt de pedagogisch medewerker gebruik van interactievaardigheden. Dit zijn de vaardigheden van de pedagogisch medewerker tijdens de interacties/omgang met alle kinderen in de groep''. 

Slide 8 - Slide

Zes pedagogische interactievaardigheden
  1. Sensitieve responsiviteit
  2. Respect voor autonomie 
  3. Structureren en grenzen stellen
  4. Praten en uitleggen 
  5. Ontwikkelingsstimulering 
  6. Begeleiden van interacties 




Slide 9 - Slide

1. Sensitieve responsiviteit 
  • Oog hebben voor de signalen van het kind, tijdig en adequaat reageren zodat het kind zich begrepen, geaccepteerd en veilig voelt. 
  •  Belangrijke vaardigheid bij het kind: welbevinden.
  • Kind met hoge mate van welbevinden: voelt zich op zijn gemak en veilig, staat open voor zijn omgeving, is flexibel,  heeft vertrouwen, is weerbaar, ontspannen en heeft plezier. 
  • Kinderen met lage mate van welbevinden: hebben vaak moeite met de bovenstaande dingen. 



Slide 10 - Slide

2. Respect voor autonomie 
  • Kinderen erkennen en waarderen als individu met hun eigen ideeën en perspectieven. Voorbeeld: kinderen stimuleren om zelfstandig iets te gaan doen. 
  • Respectvol omgaan met kinderen, voorbeeld: ''Wil je dit aangeven?'' of ''Zullen we nu..?'' niet commanderen. 

Slide 11 - Slide

Als je respect toont voor de autonomie van het kind groeit hun zelfvertrouwen.

Slide 12 - Poll

3. Structureren en grenzen stellen 
  • Kinderen duidelijk maken wat er van hen verwacht wordt. 
  • Ervoor zorgen dat het kind zich aan deze regels en grenzen houdt. 

Slide 13 - Slide

4. Praten en uitleggen 
  •  Het gaat om de verbale interactie tussen de PM'er en het kind. 
  • vertellen wat je gaat doen en hoe je de dingen doet. 

Slide 14 - Slide

5. Ontwikkelingsstimulering 
  •  Stimulering van de persoonlijke competentie van het kind 
  • Extra dingen die de PM'er doet om de kinderen te stimuleren op allerlei ontwikkelingsgebieden.
  • Voorbeelden: nieuw spel of activiteiten aanbieden. 

Slide 15 - Slide

6. Begeleiden van interactie 
  •  De mate waarin de PM'er aandacht besteedt aan positieve interactie tussen kinderen en deze ook proberen te bevorderen. Voorbeelden: Samenwerken, naar elkaar luisteren, delen, troosten en helpen. 
  • Positief reageren op interactie door middel van complimenten: Wat goed dat jij ook deelt!
  • Positieve interactie bevorderen, bijvoorbeeld: Baby's bij elkaar zetten. 

Slide 16 - Slide

Een baby vasthouden wanneer hij/zij moet huilen past bij de interactievaardigheid....
A
Sensitief Responsief
B
Ontwikkelingsstimulering
C
Structureren en grenzen stellen
D
Begeleiden van interactie

Slide 17 - Quiz

Een kind vertellen hoe hij zijn handen op de juiste manier moet wassen, hoort bij....
A
Begeleiden van interactie
B
Sensitieve responsiviteit
C
Praten en uitleggen
D
Respect voor autonomie

Slide 18 - Quiz


Wat: 

1) Je gaat 5 minuten  individueel  nadenken welke interactievaardigheden je op stage ziet. Deze schrijf je op. (Stuur dit door naar het email-adres lhoogbergen@roc-nijmegen.nl) 

2) Daarna overleg je met elkaar welke overeenkomsten en de verschillen je allemaal ziet in wat je hebt opgeschreven. Iedereen deelt wat hij/zij heeft opgeschreven 

3) Daarna gaan jullie gezamenlijk een top 3 kiezen van interactievaardigheden kiezen die jullie het belangrijkst vinden om als pedagogisch medewerker te beheersen en waarom?

4) Deze top 3 bespreken we daarna met de gehele groep. 
Hoe:
Je gaat in je breakout room met je groepje van 4 die ik zojuist gemaakt heb en je onthoudt welke rol je hebt gekregen (scheidsrechter, tijdsbewaker, schrijver, beslisser). 

Tijd: 
15 minuten

Hulp: 
Als je vragen hebt stuur even een teams berichtje. Ik kijk bij iedere groep  mee. 

Als je klaar bent: 
Ga in alle rust even op je telefoon en laat mij weten in teams dat je klaar bent. 

Slide 19 - Slide

verdere uitleg 
Hoe:
Je gaat in je breakout room in de teams die ik zojuist gemaakt heb en je onthoudt welke rol je hebt gekregen (scheidsrechter, tijdsbewaker, schrijver, beslisser). 
Tijd: 
15 minuten
Hulp: 
Als je vragen hebt stuur even een teams berichtje. Ik kijk bij iedere groep even mee. 
Als je klaar bent: 
Ga in alle rust even op je telefoon en laat mij weten in teams dat je klaar bent. 

Slide 20 - Slide

Rolverdeling 
 Neem even 2 minuten om in je groep de volgende rollen te verdelen:
1) scheidsrechter: De student beslist bij meningsverschillen
2) schrijver: De student die de antwoorden van de groep noteert.
3) Beslisser: Bepaalt het uiteindelijke antwoord van de groep als ze er niet uitkomen. 
4) De tijdsbewaker: zorgt dat de studenten binnen 15 minuten klaar zijn met de opdracht en dat ze oprijd weer terug zijn in de grote meeting. 

Slide 21 - Slide

Exit ticket 

Slide 22 - Slide

Doelen evalueren 
1) Aan het einde van de les kan de student de zes pedagogische interactievaardigheden benoemen.
2) Aan het einde van de les kan de student minimaal twee voorbeelden noemen voor de zes pedagogische interactievaardigheden.
3) Aan het einde van de les kan de student twee voorbeelden benoemen van hoe de zes pedagogische vaardigheden worden ingezet op de stageplek.
4) Aan het einde van de les kan de student wat zijn/haar rol is geweest in de samenwerkingsopdracht. 

Slide 23 - Slide