katheter, blaassonde, maagsonde

1 / 50
next
Slide 1: Slide
VerzorgingSecundair onderwijs

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

druppelkamer
rolklem
Cursus p.6

Slide 4 - Slide

de taak van de zorgkundige
Onderzoek elke 8 uur (of sneller) op complicaties


  • Ontsmet de handen
  • Palpeer voorzichtig via en intact transparant verband
  • Check of de vloeistof nog loopt (zie druppelkamer)
  • Check of de infuuszak nog voldoende vloeistof bevat
  • Ga complicaties na

Slide 5 - Slide

Complicaties: VPK of arts verwittigen
  • Flebitis
  • Hematoomvorming
  • Trage stroomsnelheid.
  • Het gebied waar het infuus geplaatst werd voelt warm aan.
  • Oedeem rond de infuusplaats
  • De huid rond de infuusplaats is koel
  • Geen terugstromen van bloed als je de infuuszak omlaag brengt tot onder de infuusplaats.
  • Het geneesmiddel treedt uit het bloedvat = pijn, roodheid, zwelling

Slide 6 - Slide

FLEBITIS

Slide 7 - Mind map

Flebitis is een ontsteking in een oppervlakkig gelegen ader in de benen of de lies, maar het kan ook elders voorkomen, bijvoorbeeld in de armen. 

Slide 8 - Slide

flebitis: symptomen 
  • Warmte, gevoeligheid en pijn in het getroffen gebied
  • Rode streep op de plaats van de ader
  • Roodheid en zwelling
  • Lage graden koorts
  • Knobbels in het been of arm samen met pijn 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Welke complicatie zie je op deze foto?

Slide 11 - Open question

Welke complicatie zie je op deze foto?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Een blaassonde (blaaskatheter) is een dun buisje dat tot in de blaas wordt gebracht waardoor urine kan afvloeien. 
Een blaassonde (blaaskatheter) is een dun buisje dat tot in de blaas wordt gebracht waardoor urine kan afvloeien. 
cursus p.4
De blaassonde

Slide 14 - Slide

soorten blaassondes
  • verblijfsondes
  • suprapubische blaassonde.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Cursus p.4

Slide 17 - Slide

Cursus p.4
   verblijfsonde       verblijfsonde    suprapubische sonde

Slide 18 - Slide

blaassonde-complicaties

Slide 19 - Mind map

Complicaties: VPK of arts verwittigen
  • Hoe is de kleur en geur van de urine?
  • Pijn in de nierstreek
  • Koorts
  • Verstopte sonde.
  • Infectie van de urinewegen
  • Pijn bij de opening van de plasbuis
  • Urineverlies naast de sonde
  • Uitvallen van de sonde
  • Blaaskrampen

Slide 20 - Slide

Aandachtspunten
De urine moet kunnen aflopen: hang de urinezak lager dan plaats waar de sonde zit.
 Laat de urinezak niet op de grond hangen.
o Ledig de urinezak regelmatig.
o Vermijd tractie op de leiding.
o De blaassonde en zak vormen samen een gesloten drainagesysteem. Ontkoppelen mag enkel wanneer je de
zak wil vervangen door een schone zak (1x/7dagen).
o Zorg voor een goede hygiëne bij de zorgvrager
o Zorg dat de zorgvrager voldoende drinkt.
o 2 x per dag intiem toilet
aandachtspunten

Slide 21 - Slide

  • De urine moet kunnen aflopen 
  • Kleur van de urine
  • Sonde ligt boven het been
  • Urinezak niet op de grond
  • Urinezak hangt lager dan ZV
  • Regelmatig ledigen 
  • Vermijd tractie 
  • Enkel ontkoppelen om te vervangen (1x/7dagen)  
  • Goede hygiëne bij ZV 
  • ZV moet voldoende drinken 
  • 2 x per dag intiem toilet

Slide 22 - Slide

demo

Slide 23 - Slide

De maagsonde
  • via de neus
  • via een PEG-sonde

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

neus-maagsonde
neus-dunnedarmsonde
Cursus 
p. 8

Slide 26 - Slide

PEG-sonde
= percutane endoscopische gastronomiesonde

  •  flexibele plastic slang 
  • loopt door de huid van de buik naar de maag 
  •  de vloeibare voeding -> direct in de maag
  •  inbrengen in het ziekenhuis

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is sondevoeding?

Slide 29 - Open question


Slide 30 - Open question

Cursus p.88
Sondevoeding is een dunne vloeibare voeding die via de sonde rechtstreeks in de maag of darmen terecht komt. Ze bevat alle voedingsstoffen die het lichaam elke dag nodig heeft.
Wat is sondevoeding?

Slide 31 - Slide

Stappenplan overstap naar sondevoeding
 4 stappen:

  1. Eetlust stimuleren/herstellen
  2. Bijvoedingen inschakelen
  3. Maaltijden vervangen door volledige drinkvoedingen
  4. Overschakelen op sondevoeding

Slide 32 - Slide

Hoeveelheid sondevoeding

Slide 33 - Slide

Hoeveel sondevoeding?
:
 Vocht en energie gaan hand in hand: 
1000 – 3000 kcal / dag, toe te dienen in minstens 2000 ml.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Complicaties: diarree
  • Controleer de toediening.
  • Controleer het gebruik van geneesmiddelen
  • Controleer de voeding

Slide 37 - Slide

 Controleer de toediening
  • Is het debiet aangepast aan de tolerantie?
  • Werd het toedieningsschema gerespecteerd?
  • Hygiëne!
  • Werd het toedieningssysteem tijdig vervangen?
  • Was de voeding op kamertemperatuur?


Cursus 
p. 88

Slide 38 - Slide

 Controleer gebruik geneesmiddelen
Werd er medicatie toegediend via de medicatiepoort?
Hoe was de hygiëne tijdens het toedienen van de medicatie via medicatiepoort?
Welke medicatie kreeg de zorgvrager? 
Geneesmiddelen met laxerend effect?
Krijgt de zorgvrager antibiotica?

……………………………………………………………………………………………………………………….
Cursus 
p. 89

Slide 39 - Slide

 Controleer de voeding
  • Productkeuze: veel vezels, weinig vezels,…
  • Zijn er extra toevoegingen aan de sondevoeding die diarree kunnen veroorzaken?
  • Rekening gehouden met intoleranties of malabsorptie?
  • Neemt de zorgvrager naast de sondevoeding nog andere dranken en voedingsmiddelen op? 

Slide 40 - Slide

Welke intolleranties ken je?
(cursus p.89)

Slide 41 - Open question

Wat is constipatie?
(cursus p.89)

Slide 42 - Open question

            Complicaties: constipatie

=vertraagde of moeizame defecatie (stoelgang)
Cursus
p. 89

Slide 43 - Slide

Complicaties: constipatie
  • Controleer de toediening
  • Controleer de voeding
  • Controleer het gebruik van geneesmiddelen
  • Aangepaste beweging voorzien

Slide 44 - Slide

Controleer de toediening
 Werd er 2000ml sondevoeding per dag toegediend?
Extra vochtverlies? (wonden, bloedingen, braken, fistels, omgevingsfactoren,…)

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.90)

Slide 45 - Slide

Controleer de toediening
 Werd er 2000ml sondevoeding per dag toegediend?
Extra vochtverlies? (wonden, bloedingen, braken, fistels, omgevingsfactoren,…)
- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.90)
  
 --> te weinig vocht in het lichaam zorgt voor harde en droge       stoelgang, er is dus extra vocht nodig

Slide 46 - Slide

Controleer de voeding
 De voorkeur gaat uit naar vezelverrijkte sondevoeding.

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.90)

Slide 47 - Slide

Controleer de voeding
 De voorkeur gaat uit naar vezelverrijkte sondevoeding.

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.90)

Vezels bevorderen de darmtransit / darmlediging

Slide 48 - Slide

Controleer gebruik geneesmiddelen
Geneesmiddelen met constiperend effect: 

ijzerpreparaten, opioïden, maagzuurremmers, antidepressiva,
middelen bij urine-incontinentie, medicatie bij Ziekte van Parkinson, laxeermiddelen…



Slide 49 - Slide

Aangepaste beweging

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.90)

Dit stimuleert de werking van de darmen, vergemakkelijkt de transit. 

Slide 50 - Slide