Moeilijke woorden - les 43

Moeilijke woorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Moeilijke woorden

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik
  • Doelen
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg
  • Opdracht(en)
  • Afsluiten 

Slide 2 - Slide

Terugblik
In de vorige les hebben we leesvaardigheid herhaald.

Slide 3 - Slide

Doelen van de les
  • Je weet welke strategieën je kunt toepassen om de betekenis van een woord te raden.
  • Je kunt de betekenis van moeilijke woorden raden met een gegeven woordraadstrategie.

Slide 4 - Slide

Wat weet je al over woordraadstrategieën?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Woordraadstrategieën
Zo kun je de betekenis van een woord via de context achterhalen:
  • Lees de woorden en zinnen die eromheen staan. Wordt de betekenis van het woord uitgelegd?
  • Soms staat er een synoniem. Een synoniem is een ander woord met dezelfde of een soortgelijke betekenis.
  • Soms staat er een tegenstelling. Tegenstellingen zijn woorden die precies het tegenovergestelde van elkaar betekenen.
  • Soms is het woord een samenstelling van twee of meer woorden. Kijk of je weet wat die woorden betekenen.
  • Soms lijkt het woord op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal.
Werkt het allemaal niet? Vraag het dan aan een ander of gebruik een woordenboek.

Slide 7 - Slide

Wat betekenen woorden?
Veel nieuwe woorden leer je eigenlijk onbewust, bijvoorbeeld door veel te lezen.
Soms kom je moeilijke woorden tegen waarvan je de betekenis nog niet kent. 

Om een tekst goed te begrijpen is het handig om de betekenis van een woord te vinden. 

Slide 8 - Slide

Context
De context is de samenhang waaruit je de betekenis kunt herleiden. 
Bij een tekst is dat:
  • De rest van de tekst;
  • Eventuele afbeeldingen;
  • Informatie over waar de tekst vandaan komt;
  • Wie de tekst geschreven heeft.

Als een woord meerdere betekenissen heeft, dan vertelt de context je welke betekenis je moet kiezen.


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 43. Maak opdracht 1, 2, 3, 7, 8, 10, 11.

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Tijd: Je hebt tot het einde van de les.
Klaar:     - Nakijken
               - NUMO
               - Lezen

Slide 13 - Slide

Heb je je doelen behaald?
  • Je weet welke strategieën je kunt toepassen om de betekenis van een woord te raden.
  • Je kunt de betekenis van moeilijke woorden raden met een gegeven woordraadstrategie.

Slide 14 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 15 - Mind map