Semaine 11 leçon 2 ( haren, filmpje qu'est-ce que je porte)

Bonjour la classe!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour la classe!

Slide 1 - Slide

Que faire:

> but de la leçon

Oefenen

> la famille + un ami

> informatie modeshow

Slide 2 - Slide

Le numéro de téléphone:

in 2-tallen

geef elkaar een telefoonnummer in het Frans, de ander noteert het in cijfers.
Wissel van rol.
Ga door tot het tijd is.

Wanneer je de getallen nog lastig vindt kies je lagere getallen

Wanneer je de getallen aardig in je hoofd hebt kies je hogere getallen
(samen overleggen), daag jezelf wel uit!
timer
1:00

Slide 3 - Slide

But de la leçon:

Je sais présenter ma famille ( ik kan mijn familie voorstellen)

Ik kan iemand anders voorstellen

Leur nom ( hun naam)
 ​
Leur âge ( hun leeftijd)

La date de mon anniversaire ( mijn verjaardag)
 ​
je me présente
​​
Il y a ( er is / er zijn)​

décrire les vêtements (kleding beschrijven)






Slide 4 - Slide


1> jezelf voorstellen, naam, leeftijd, woonplaats, stad of dorp)

2> ja familie voorstellen ( wie, naam, leeftijd)

3> vertellen wat je draagt + kleur

4 > drietal : vertellen : c'est ...., leeftijd, woonplaats, stad/dorp, wat hij / zij draagt en wat voor haar diegene heeft

Slide 5 - Slide

TU HABITES OÙ
Est-ce que tu habites dans une ville ou dans un village?​

Est-ce que tu habites dans une ville ou à la campagne?​
Est-ce que tu habites dans une maison ou dans une ferme?​
Est-ce que tu habites dans une maison ou dans un appartement?​
 Est-ce que tu as un jardin ou un balcon?​



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide



Maar, heb je het over het haar of de ogen van iemand anders dan zeg je:

.......................................................??

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Lesafsluiting:


Hoe zeg je dus:

hij draagt een zwarte broek en heeft kort bruin haar


zij draagt een gele trui en heeft blond lang haar

Slide 12 - Slide

Les devoirs ( = het huiswerk)
Ik kan zeggen : hoe ik heet, hoe mijn familieleden heten ( mijn ouders, broers, zussen)​

Ik kan zeggen: wanneer ik jarig ben
Ik kan zeggen hoe oud ik ben ( mijn ouders, broers/zussen)​
Ik kan zeggen waar ik woon 
Stad of dorp of het platteland / huis of appartement of boerderij.​
Reader blz: 7, 8, 13, 28, 29 et 30​
+ ik kan zeggen wat iemand anders draagt en wat voor haar en kleiur ogen iemand heeft




Slide 13 - Slide