9-6 B1B Voorbereiding op de so

Welkom

Verhaal schrijven voor een cijfer.
Nederlands
Wat heb je nodig?
1. Leesboek;
2. Pen en schrift; 
3. Agenda;

timer
1:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom

Verhaal schrijven voor een cijfer.
Nederlands
Wat heb je nodig?
1. Leesboek;
2. Pen en schrift; 
3. Agenda;

timer
1:00

Slide 1 - Slide

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

Slide 2 - Slide

Aantekeningen maken

Slide 3 - Slide

Verkleinwoorden
A
display'tje
B
displaytje

Slide 4 - Quiz

Wat is een verkleinwoord?
A
minder
B
weinig
C
oranje
D
boekje

Slide 5 - Quiz

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 6 - Quiz

9-6 B1B Voorbereiding op de so

Slide 7 - Slide


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 8 - Quiz

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 9 - Quiz

Verkleinwoord van:
café
A
cafétje
B
café'tje
C
cafetje
D
cafeetje

Slide 10 - Quiz

Verkleinwoorden
A
jongetje - verzamelingetje - bodemmetje
B
jongentje - verzamelinkje - bodempje
C
jongetje - verzamelingetje - bodempje
D
jongentje - verzamelingetje - bodempje

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
machine
B
machientjes
C
machines
D
machine's

Slide 12 - Quiz

SO Grammatica en spelling
Cursus 5 - Paragraaf 10 - Woordsoortenmix
Cursus 6 - Paragraaf 4- Trappen van vergelijking
Cursus 7 - Paragraaf 4 - Meervouden
Cursus 7 - Paragraaf 5 - Verkleinwoorden
Cursus 7 - Paragraaf 6- Spellingsalarm
Cursus 7 - Paragraaf 7- Mixopdrachten van de spellingsregels


(weging: 2)













Slide 13 - Slide

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 14 - Quiz

SO Grammatica en spelling
Voor de toets moet je weten wat voorzetsels zijn (kastwoorden), hoe je deze correct toepast en je moet ze in een zin kunnen vinden. Verder moet je de bijwoordelijke bepaling kennen (let op: het is een zinsdeel) en welke vragen erbij horen (wanneer, waar, waarom, waarmee, waardoor, enz.). Je moet zinnen correct kunnen ontleden en de bijwoordelijke bepaling kunnen benoemen (Ontleden: O, PV, WG, (LV), (MV), BWB). Daarnaast moet je weten wat een bijwoord is en deze uit zinnen kunnen halen (let op: bijwoord is een woordsoort, dus bij woordenbenoemen). Dezelfde vragen gaan op voor het bijwoord. Tot slot moet je weten hoe je verkleinwoorden maakt (zie theorie) en wordt de werkwoordspelling v.t, t.t. en voltooide tijd getoets (herhaling).



Extra oefenen: jufmelis.nl, cambiumned.nl + Extra oefeningen NieuwNederlands online (online planning). Bekijk de theorie in je (e-)boek en maak een samenvatting. De opdrachten kan je ook opnieuw maken en nakijken met de antwoorden die je uit de les hebt.
(weging: 2, duur: 30 min.)



Voor de toets moet je weten wat voorzetsels zijn (kastwoorden), hoe je deze correct toepast en je moet ze in een zin kunnen vinden. Verder moet je de bijwoordelijke bepaling kennen (let op: het is een zinsdeel) en welke vragen erbij horen (wanneer, waar, waarom, waarmee, waardoor, enz.). Je moet zinnen correct kunnen ontleden en de bijwoordelijke bepaling kunnen benoemen (Ontleden: O, PV, WG, (LV), (MV), BWB). Daarnaast moet je weten wat een bijwoord is en deze uit zinnen kunnen halen (let op: bijwoord is een woordsoort, dus bij woordenbenoemen). Dezelfde vragen gaan op voor het bijwoord. Tot slot moet je weten hoe je verkleinwoorden maakt (zie theorie) en wordt de werkwoordspelling v.t, t.t. en voltooide tijd getoets (herhaling).

Extra oefenen: jufmelis.nl, cambiumned.nl + Extra oefeningen NieuwNederlands online. Bekijk de theorie in je (e-)boek en maak een samenvatting. De opdrachten kan je ook opnieuw maken en nakijken met de antwoorden die je uit de les hebt.
 
(weging: 2, duur: 30 min.)



Slide 15 - Slide

Wat is het meervoud?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 16 - Quiz

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 17 - Quiz

Meervoud
A
taxis
B
taxi's
C
taxies
D
taxie's

Slide 18 - Quiz

Meervoud
A
mavo's
B
mavos

Slide 19 - Quiz

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 20 - Quiz

Meervoud van:
haar
A
haren
B
haaren

Slide 21 - Quiz