Días festivos, clase 5

Días festivos
Clase 5
1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Días festivos
Clase 5

Slide 1 - Slide

Programa de hoy
Vamos a trabajar en 2 grupos:
14:45-15:15 h
Grupo 1 (otro canal): hacer texto de lectura con preguntas (zie lesmateriaal)
Grupo 2: explicación del pretérito imperfecto 
15:15-15:45 h
Grupo 2: hacer ejercicios
Grupo 1: comprobar las respuestas del texto
15:45-16:00 h
Podéis dar feedback sobre la clase
Video: Las Fallas (si tenemos tiempo)


Slide 2 - Slide

Grupo 1
Texto: ¡Sevilla se viste de fiesta!
Ejercicios: 23 a t/m d (p. 71 en 72)+24 a (p. 72 en 73)
Vragen beantwoorden in het Spaans:
¿Qué ves en las fotos? 
¿Cuándo tiene lugar la feria?
¿Cuántos días dura la feria?
¿Qué te gusta de esta fiesta?

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je de imperfecto? (1)
1) Handelingen of situaties waarvan het begin en/of het einde buiten beschouwing blijft.

Bijvoorbeeld:
Antes vivía en España                                    (Vroeger woonde ik in Spanje)
Cuando era pequeño, tenía un perro     (Toen ik klein was, had ik een hond)

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je de imperfecto? (2)
2) Voor het aanduiden van gewoontes en herhalingen in het verleden.

Bijvoorbeeld:
Todos los veranos íbamos a Francia.               (Iedere zomer gingen we naar Frankrijk)
Siempre desayunaba con un croisán.               (Ik at altijd een croissantje)

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden imperfecto

Slide 6 - Slide

El pretérito imperfecto: verbos regulares

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

0

Slide 9 - Video

De imperfecto wordt gebruikt voor:
A
jaartallen, handelingen in het verleden die zijn afgesloten
B
omschrijvingen, gewoonten en herhaaldelijke gebeurtenissen in het verleden

Slide 10 - Quiz

Imperfecto: wat is de ik -persoon van 'ser'?
A
sera
B
seía
C
era
D
sido

Slide 11 - Quiz

Imperfecto: wat is de ik-persoon van ir?
A
iba
B
vaya
C
ía
D
ido

Slide 12 - Quiz

Imperfecto: wat is de ik-persoon van ver?
A
visto
B
vía
C
veo
D
veía

Slide 13 - Quiz

Imperfecto
Ik zong (cantar)
A
canto
B
canté
C
cantaba
D
he cantado

Slide 14 - Quiz

imperfecto: ver, tú
A
veías
B
viste

Slide 15 - Quiz

Imperfecto:
ik dronk (beber)
A
bebo
B
bebía
C
bebían
D
beber

Slide 16 - Quiz

Imperfecto:
hij ging
A
voy
B
iban
C
iba
D
ir

Slide 17 - Quiz

Imperfecto:
escribir, tú
A
escribía
B
escribes
C
escribías
D
escribiste

Slide 18 - Quiz

¡ A practicar!
Ga naar: https://aprenderespanol.org/ejercicios/verbos/preterito-imperfecto/regulares-ar-elige.html

Klik op Comprobar om na te kijken en op más ejercicios voor meer opdrachten

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link