This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
overige
Slide 1 - Slide
Gene flow
Seksuele selectie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van migratie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van specifieke partnerkeuze
Slide 2 - Slide
Founder effect
Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie
Slide 3 - Slide
Kunstmatige selectie
Genetic drift
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van selectie op (door de mens) gewenste eigenschappen
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van willekeurige verschuivingen gebaseerd op toeval (hoofdzakelijk bij kleine populaties)
Slide 4 - Slide
Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00
Slide 5 - Slide
Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie
Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen
Slide 6 - Slide
Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:
De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.
Slide 7 - Slide
Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)
De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.
Slide 8 - Slide
Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft
Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen.
Slide 9 - Slide
Gevolg van natuurlijke selectie op fenotype-distrubutie
Slide 10 - Slide
Bruine muizen overleven beter en planten vaker voor in een woestijnomgeving omdat lichtere muizen vaker door uilen worden gezien en gegeten. Wie of wat zorgt hier voor selectiedruk?
A
predator
B
bodemsamenstelling
C
vachtkleur
D
seksuele voorkeuren
Slide 11 - Quiz
Een fenotype dat de overlevingskans van een organisme verbetert in een bepaalde omgeving noemen we een ...
A
selectie
B
adaptatie
C
soortvorming
D
uitsterving
Slide 12 - Quiz
Natuurlijke selectie wordt het beste omschreven als:
A
een verandering in een organisme als gevolg van een bepaalde noodzaak
B
een proces van een nagenoeg continue verbetering, leidend tot een perfect organisme
C
verschillen in overlevingskansen als gevolg van een verschil in genetische eigenschappen.
D
overerving van eigenschappen die gedurende het leven zijn verkregen.
Slide 13 - Quiz
Een klein aantal herten verlaten hun eigen habitat en komen in een nieuw perceel terecht waar nog geen herten hebben geleefd. Hun genenpool blijkt anders dan de oorspronkelijke populatie vanwege ...
A
Founder effect
B
Seksuele selectie
C
Natuurlijke selectie
D
Bottleneck effect
Slide 14 - Quiz
500 jaar nadat deze herten een goed gedijende populatie hebben gevormd, migreren er een aantal terug naar hun oorspronkelijke habitat. In deze populatie verschuift de allelelfrequentie vanwege ...
A
Genetic drift
B
Founder effect
C
Bottleneck effect
D
Gene flow
Slide 15 - Quiz
Gele toekan vrouwtjes hebben een voorkeur voor mannetjes die dezelfde kleur hebben als zijzelf. De genenpool zal veranderen vanwege ...