Capitulum nonum online

Capitulum nonum
Doe je oortjes in en volg de les geconcenteerd!
1 / 47
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Capitulum nonum
Doe je oortjes in en volg de les geconcenteerd!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

Ecce, campus. In hoc campo est multa herba. Sol lucet supra campum. Ubi est sol? Sol est in caelo, sol lucet in caelo supra campum. Estne pauca herba in campo? Non, est multa herba.
campus
veld
zon
hemel
sol
caelum
herba
gras

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

Estne campus vacuus? Non, unus pastor ambulat in campo. Is pastor est servus Iulii. 
pastor est servus Iulii
betekent
A
de slaaf van Iulius heet Pastor
B
De herder is een slaaf van Iulius

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Is pastor est servus domini Iulii. Iulius bonus dominus est, qui cibum dat pastori . Quid est cibus pastoris, estne herba? Non, pastor non ēst herbam! Cibus pastoris est panis, pastor panem ēst. Ubi est panis pastoris? Est in sacco. Pastor habet saccum cum pane
Pastor habet
A
panem in sacco eius
B
panem in campo

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

Estne pastor solus in campo? Hic pastor est in campo cum multis bestiis.
pastor est in campo cum bestiis
betekent
A
er is een veld vol beesten
B
er is een herder alleen
C
de herder is in het veld met zijn beesten
D
er is een herdershond bij de beesten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

oves
albae 
sol
ovis 
nigra 
caelum
pastor
herba
canis

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Mons et vallis
A
gras en beesten
B
beekje en bos
C
veld en zon
D
berg en dal

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

sol lucet supra
A
campum, valles et silvam
B
campo et rivo
C
silvae et rivi
D
campi et silva

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

Pastor dat cibum ovibus. Quis est cibus ovium? Est herba, quae in campo est. Oves edunt herbam. Quid bibunt? Bibunt aquam, quae est in rivo. Rivus est parvus fluvius. Rivus est inter campum et silva.
Post campum sunt montes et valles. Quid est mons? Hic est mons. Et vallis, quid est? Haec est vallis. Valles sunt inter montes

In campo est collis. Post campum sunt montes

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Collis, quid est?

Slide 17 - Open question

In campo est unus collis. Collis est parvus mons. In hoc colle est una arbor et sub hac arbore est ombra, nam sub arbore sol non lucet. Pastor amat ombram. 
In colle est una arbor. Sub hac arbore est ombra!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

In colle una arbor est. Ubi sunt multae arbores?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

unus canis
caelum cum sole
silva et rivus
multae oves albae et una
ovis nigra
multi colles et unus mons

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

inter montes
sunt valles
in silva multae
arbores sunt 
sub arbore
est ombra
pastor cum
ovibus ambulat 

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Wat voor nieuws leren we in Cap 9?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Pak je boek, pag 63

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nu kun je deze opdracht maken in je werkboekje

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

B1 Hoe kan het dat je bij een boel woorden meteen wist waar het kruisje moest?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Regel 1 t/m 4
In deze regels komt het woord voor schaap in verschillende vormen voor

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

nom ev
nom mv
acc ev
acc mv
ovem
oves
ovis
oves

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

B2 Waarom staat er achter ‘groep 3’ niet een geslacht tussen haakjes, zoals bij groep 1 en 2?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

B3 Hoe moet ik dan weten welk geslacht een groep 3 woord heeft?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

ovis (schaap) is een mannelijk woord

waar
niet waar

Slide 31 - Poll

This item has no instructions

Bewijs met behulp van de regels 3 en 4
dat ovis een vrouwelijk woord is

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

B4 Eén van de 13 woorden past niet goed bij de andere 12. Welke en waarom valt deze eruit?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

in de regels 4 t/m 7
komt het woord voor schaap in de overige naamvallen voor. Zoek ze:

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

gen ev
gen mv
dat ev
abl ev
abl mv
dat mv
ovium
ovis
ovi
ovibus
ovibus
ove

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

neem dit rijtje snel over in je schrift. Vul rijtje V in

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

hier is de stam ov-

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

pastor, welk woordgeslacht? 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

In de regels 8-18 kom je alle naamvallen ev en mv van pastor tegen. Zoek ze op en vul de uitgangen in

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

uitgangen van M en V zijn identiek

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

maar de gen mv dan?
Klopt, die eindigt soms op -ium, 
soms op -um. Beetje flauw.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandige naamwoorden van groep 3 hebben andere uitgangen dan -a, -us, -um
waar
niet waar

Slide 44 - Poll

This item has no instructions

Zelfstandige naamwoorden van groep 3 hebben voor V en M verschillende uitgangen dan
waar
niet waar

Slide 45 - Poll

This item has no instructions

dit kan ik leren!
A
ja, is doenlijk
B
nee, te moeilijk

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions