5.3 Versneld - eenparig - vertraagd

Hoofdstuk 5: Beweging
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5: Beweging

Slide 1 - Slide

Programma
  • Terugblik 5.2
  • Leerdoelen
  • Uitleg paragraaf 5.3
  • Keuze opdracht

Slide 2 - Slide

Bij berekeningen over snelheid gebruiken we symbolen.
Wat is het symbool voor de grootheid "afstand"?
A
s
B
v
C
t
D
m/s

Slide 3 - Quiz

Bij de grootheden 'afstand' , 'tijd' , en 'snelheid' horen verschillende eenheden. 
Voorbeeld:  bij de grootheid 'temperatuur' hoort de eenheid 'graden Celsius'.
Zet de juiste grootheden en eenheden bij elkaar.
km/h
of
m/s
km
of
m
h
of
s
Snelheid
Afstand
Tijd

Slide 4 - Drag question

Allard fietst weg bij een stoplicht.
Na een tijdje bereikt hij zijn topsnelheid van 32 km/h.
Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
32 km/h
B
4,4 m/s
C
64 km/h
D
8,9 m/s

Slide 5 - Quiz

Sleep de juiste vakken bij elkaar.
60 km/h
0,94 m/s
22,2 s
170 km
13,3 min
45 km
45 min
4,5 km
80 min
200 m
9 m/s
2 uur
85 km/h
20 km
90 km/h

Slide 6 - Drag question

Johan fietst met een snelheid van 7,5 m/s. Hoeveel km/h is dat?

Slide 7 - Open question

Een sprinter loopt de 100 m in 10,8 s.
gevraagd: wat is de gemiddelde snelheid in km/h.

Slide 8 - Open question

Lesdoelen
De leerlingen kennen de 3 soorten bewegingen (versneld, vertraagd, eenparig) en kunnen deze herkennen
De leerlingen kunnen bij elke beweging een st- en vt-diagram tekenen. 
De leerling kent het verschil tussen een xt- en st-diagram

Slide 9 - Slide

3 soorten bewegingen
  • De versnelde beweging:
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
- Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.
  • De eenparige beweging (constant): 
- Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
- Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.
  • De vertraagde beweging
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
- Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd
Aantekening

Slide 10 - Slide

Versnelde beweging
Per seconde wordt een steeds
grotere afstand afgelegd

Slide 11 - Slide

Eenparige beweging
Per seconde wordt steeds 
dezelfde afstand afgelegd

Slide 12 - Slide

Vertraagde beweging
Per seconde wordt een steeds 
kleinere afstand afgelegd

Slide 13 - Slide

st- en vt-diagrammen
Elke beweging heeft zijn eigen bijpassende grafiek. Aan de grafiek kun je dus al zien om wat voor een beweging het gaat. 

Let goed op als je een grafiek bekijkt of zelf maakt, dat je kijkt naar wat er langs de assen staat: afstand (s) tijd (t) of snelheid (v) tijd (t). 

Slide 14 - Slide

Verschil xt- en st-diagram
Een xt-diagram is een plaats tijd diagram. Een st-diagram is een afstand tijd diagram.

Het verschil is dat je bij een plaats tijd diagram altijd kijkt naar de plek waar je bent begonnen. Een xt-diagram kan dus ook in de min.

Bij een afstand tijd diagram kijk je naar de afgelegde afstand, ongeacht hoe je bent gelopen. Deze gaat dus nooit naar beneden

Slide 15 - Slide

Welke grafiek geeft een constante snelheid weer?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quiz

Welke grafiek geeft een vertraagde beweging weer?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quiz

Welke grafiek geeft een versnelde beweging weer?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Wat voor beweging is grafiek D?
A
een versnelde beweging
B
een constante beweging
C
een vertraagde beweging
D
geen beweging, het object staat stil

Slide 19 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel A van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 20 - Quiz


Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 21 - Quiz

Wat is de afstand die de wandelaar in 6 seconden heeft afgelegd?
A
21 m
B
13,1 m
C
10,5 m
D
het is een (v,t)-diagram dus de afstand is niet te berekenen

Slide 22 - Quiz

Sleep het diagram steeds naar de naam van de bijbehorende beweging.
eenparige beweging
vertraagde beweging
versnelde beweging

Slide 23 - Drag question

Sleep het diagram steeds naar de naam van de bijbehorende beweging.
eenparige beweging
vertraagde beweging

Slide 24 - Drag question

Je ziet hiernaast een plaats,tijd-diagram van een
eenparige beweging.
Wat is de snelheid van het voertuig waar deze
grafiek over gaat?
A
50 m/s
B
5 m/s
C
50 km/h
D
5 km/h

Slide 25 - Quiz

Sleep de juiste vakken bij elkaar.
60 km/h
0,94 m/s
22,2 s
170 km
13,3 min
45 km
45 min
4,5 km
80 min
200 m
9 m/s
2 uur
85 km/h
20 km
90 km/h

Slide 26 - Drag question

Allard fietst weg bij een stoplicht.
Na een tijdje bereikt hij zijn topsnelheid van 32 km/h.
Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
32 km/h
B
4,4 m/s
C
64 km/h
D
8,9 m/s

Slide 27 - Quiz

Bij de grootheden 'afstand' , 'tijd' , en 'snelheid' horen verschillende eenheden. 
Voorbeeld:  bij de grootheid 'temperatuur' hoort de eenheid 'graden Celsius'.
Zet de juiste grootheden en eenheden bij elkaar.
km/h
of
m/s
km
of
m
h
of
s
Snelheid
Afstand
Tijd

Slide 28 - Drag question

Bij berekeningen over snelheid gebruiken we symbolen.
Wat is het symbool voor de grootheid "afstand"?
A
s
B
v
C
t
D
m/s

Slide 29 - Quiz

Johan fietst met een snelheid van 7,5 m/s. Hoeveel km/h is dat?

Slide 30 - Open question

Een sprinter loopt de 100 m in 10,8 s.
gevraagd: wat is de gemiddelde snelheid in km/h.

Slide 31 - Open question

Huiswerk 
Maak paragaaf 5.3
- Zorg dat je de uitleg nog een keer bekijkt als je er niet uitkomt.
- Kijk de vragen na.
- Veel fout? Noteer waar het fout ging (rekenwerk, nauwkeurigheid, lezen, niet begrepen)
- Veel goed? Fijn! Doel voor deze week gehaald

Slide 32 - Slide

Keuze Opdracht
Practicum: Penalty
Bereken je schotsnelheid. Meet 11 meter van de muur. Schiet de bal en laat door minimaal 2 andere de tijd meten van de duur van het schot. (herhaal dit minimaal 3 x en neem de gemiddelde tijd) bereken met deze gegevens de snelheid.
Vragen maken:
Maak paragraaf 5.3

Slide 33 - Slide