3.2 Chili - Beeft

3.1 Chili - Klimaat
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.1 Chili - Klimaat

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Hoofdvraag: Welke factoren bepalen de klimaten in Chili?

Deelvragen
1. Wat is er uniek aan de ligging van Chili
2. Welke klimaten heeft Chili
3. Wat zijn de klimaatfactoren in Chili
4. Hoe ontstaat en wat zijn de gevolgen van een El Niño?

Slide 2 - Slide

Ligging en fysische kenmerken
  • Lengte 4.500 km (langste land ter wereld) Breedte, gemiddeld 170 km
  • Het smalle, langwerpige land bestaat uit een kustgebied langs de Grote Oceaan in het westen en het Andesgebergte in het oosten.
  • Chili heeft vier seizoenen. Maar die vallen tegenovergesteld aan onze seizoenen.  


Slide 3 - Slide

Regio's en klimaat
Door de uitgestrektheid van het land heeft Chili veel verschillende klimaten. 

  • Noorden -> woestijnklimaat (Bw) -> Atacama woenstijn
  • Noord overgang naar midden -> Steppeklimaat (Ds)
  • Midden / Santiago -> mediterraan klimaat (Cs)
  • Zuiden Chili ->  gematigd zeeklimaat (Cf)
  • In de Andes is er een hooggebergteklimaat (Eh)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Klimaatfactoren

Subtropisch maximum

  • Het subtropische gebied van hoge luchtdruk boven de Grote Oceaan

Hogedrukgebied in de subtropen, dat ontstaat als gevolg van in dit gebied dalende lucht vanuit de tropen. De lucht die in de tropen opstijgt, vloeit in een bovenstroom naar de polen weg, maar zal door de Corioliskracht afbuigen. 




Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Klimaatfactoren

  • Humboldt stroom

Voor de kust van Chili stroomt de Humboldtstroom. Deze zeestroom komt vanaf de Zuidpool en is daarom koud. De koude zeestroom volgt de trog in de oceaanbodem, die is ontstaan doordat de Nazcaplaat wegduikt onder de Zuid-Amerikaanse plaat, tot ongeveer het zuiden van Ecuador. 

Door de koude zeestroom wordt de lucht die langs de westkust stroomt afgekoeld. Het koude water verdampt bijna niet en er wordt boven de oceaan dus geen regen gevormd. 



Slide 9 - Slide

Klimaatfactoren

Stuwingsregen

Warme vochtige lucht komt aan door aanlandige wind
Vochtige lucht wordt omhoog gestuwt via de bergen
Warme lucht botst op koudere lucht -> neerslag

Koude lucht

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Andes gebergte
De zware oceanische Nazca plaat duikt weg onder de lichtere continentale Zuid-Amerikaanse plaat. 

Dit wegduiken wordt subductie genoemd.
De snelheid ligt rond de 8 tot 10 cm per jaar.
Dit betekent niet dat de plaat altijd paar millimeter beweegt. Gaat met horten en stoten -> aardbevingen.

Seismisch gat

Een gebied waar al lang geen zware aardbeving is voorgekomen vergeleken met de omringende gebieden.

Slide 12 - Slide

Breuken
Aan de rand van platen komen door plaatbewegingen (Convergent / divergent / transforme) breuken voor in het aardoppervlak. De barsten of scheuren tussen die platen noem je breuken.

3 soorten breuken:

  • Afschuifbreuk
  • Opschuifbreuk
  • Zij schuivende breuk

Waar plaatbewegingen plaatsvinden kunnen dus breuklijnen ontstaan met verschillende breuken. Die breuken zorgen o.a. voor reliëf in landschappen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Breuklijnen
Breukenlijnen zijn plekken waar breuken voorkomen. Dit kan van lokale tot continentale schaal zijn.

Kan ook in het midden van platen, meestal kleinere breuklijnen dan bij de rand van platen.

De breuk loopt in Nederland grofweg van Roermond tot Oss en scheidt de hoger gelegen Peelhorst van de langzaam naar beneden zakkende Roerdalslenk. Dit proces is nog steeds gaande en de gemiddelde verticale beweging langs de breuk is ongeveer 5 cm per duizend jaar. Langs de breuk komen nog aardbevingen voor, zoals in Roermond in 1992 en bij Uden in 1932.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Horst en slenk
Bij breuken ontstaan hogere en lagere delen van het landschap.

Lager gedeelte -> slenk.
Hoger gedeelte -> horst

Slide 18 - Slide

Andes vulkanisch plooingsgebergte
Op aarde komen grote gebergteketens voor. 
Gebergten liggen aan de rand van huidige of vroegere platen.

■ Bij het Andesgebergte duikt de zwaardere oceanische plaat onder de lichtere continentale plaat. De continentale plaat wordt daarbij geplooid en omhoog gedrukt. 

Waar twee platen botsen ontstaat een plooiingsgebergte.



Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video