Wat wordt de prijs? Hfd 6.1

1 / 12
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.

Slide 2 - Slide

Voorbeeld:
De inkoopprijs van een tv is €100. 
De bruto winstmarge is 250%
250% van €100= 2,5 x€100= €250

De verkoopprijs wordt dan €100+€250= €350

Slide 3 - Slide

Bedrijfskosten:
Dit zijn alle kosten die een ondernemer maakt om zijn bedrijf te runnen.
Loon van het personeel, kosten van het gebouw, reclame, verzekeringen, vervoer.

Slide 4 - Slide

In het boek staat nog het oude BTW tarief van 19% ! Zeer verwarrend.
Reken alsjeblieft met 21% dat krijg je ook op je toetsen. 

Slide 5 - Slide

Consumentenprijs= verkoopprijs+BTW
Belasting Toegevoegde Waarde.
De winkelier moet de BTW optellen bij de verkoopprijs.
Pas dan heb je de prijs, die de consument betaalt.
Jij merkt hier niets van. Jij betaalt €2,50 voor je broodje hamburger, dat is inclusief BTW! 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld:
De TV had een verkoopprijs van €350.
Maar daar moet nog belasting over worden betaald.
De BTW is 21%
21% van €350 = 0,21x €350= €73,50
of
1% van €350= 3,50x 21= €73,50
De consumentenprijs= €350+€73,50= €423,50

Slide 7 - Slide

Schaars of ruim aanbod?


Slide 8 - Slide

Vraag en Aanbod
Als er veel van iets is, dus een ruim aanbod, dan zal de prijs dalen. 
Er is genoeg: iedereen kan het product kopen.
Als er weinig van iets is, het product is schaars, zal de prijs stijgen.
Er is maar een kleine hoeveelheid: een enkeling kan het product kopen.

Slide 9 - Slide

Vraag en aanbod op de geldmarkt

Slide 10 - Slide

...en nu aan de slag....
Maak de opdrachten uit je boek behorende bij paragraaf 6.1 
TIP: Lees goed wat er staat!


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide