Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Persoonlijk en bezittelijk vnw

Aan het einde van deze les:

• Weet je wat een persoonlijk vnw is en kan je deze vinden in een zin.
• Weet je wat een bezittelijke vnw is en kan je deze vinden in een zin.

Persoonlijk vnw

Het persoonlijk vnw verwijst naar een persoon, een groep personen en soms naar dieren of voorwerpen.

Bijv: ik, jij, je, u, hij, zij, het, wij, we, jullie, zij, ze

Als onderwerp in de zin

ik

jij, je, u

hij, zij, het

wij, we

jullie

zij, ze

Als ander zinsdeel

mij, me

jou, je, u

hem, haar, het

ons

jullie

ze, hen, hun

Bijvoorbeeld:

Hij leest graag.

Ik loop naar de Action.

Dat maakt mij niet uit.

Ezelsbruggetje....

Kijk of je het persoonlijk vnw kan vervangen door een naam.

Dat maakt mij niet uit. --> Dat maakt Petra niet uit.

Als dit kan, gaat het om een persoonlijk vnw.

Bezittelijk voornaamwoord

• Geeft aan van wie iets is.
  
• Staat altijd VOOR het bezit waarbij het hoort (jouw pen).
  

Als het voornaamwoord ACHTER het bezit staat, is het een persoonlijk vnw (de pen is van jou).

Bezittelijk voornaamwoord

Bijvoorbeeld:

mijn, m'n, je, jouw, uw, zijn, z'n, haar, ons, onze, jullie, hun

Mijn moeder heeft haar telefoon via internet gekocht.
Haar = ?

1. Persoonlijk vnw
2. Bezittelijk vnw

Heb jij je tas al gepakt?
jij = ?
je = ?

1. jij = pers.vnw je = bezittelijk vnw
2. jij = bezittelijk vnw je = pers. vnw
3. jij = pers. vnw je = pers. vnw
4. jij = bezittelijk vnw je = bezittelijk vnw