5.1 - A - Besluiten en besturen in Nederland


5.1 Besluiten en 
besturen in Nederland
1 / 10
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson


5.1 Besluiten en 
besturen in Nederland

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de Tweede Kamer en de regering tot stand komen.

  • Je kunt uitleggen hoe de regering en het parlement samenwerken. 


Slide 2 - Slide

Planning
  • De regering
  • Het kabinet
  • Coalitie en oppositie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide


De regering

  • De regering bestaat uit de ministers en de koning
  • De koning heeft geen macht, de ministers zijn verantwoordelijk voor zijn daden en uitspraken.
  • De regering heeft twee taken: het land besturen en wetten maken. 
Leerdoel 1

Slide 4 - Slide

Het kabinet
  • Het kabinet bestaat uit ministers en staatssecretarissen (onder-ministers). 
  • Het kabinet maakt de meeste wetten.
  • Ministers zitten in de regering én het kabinet en hebben dus erg veel macht
Kabinet
Regering
Staatssecretarissen
Ministers
Koning
Leerdoel 1

Slide 5 - Slide




Het parlement




  • Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer 
  • en Tweede Kamer
  • Het parlement keurt een wetsvoorstel goed of af
  • De macht ligt dus bij het parlement!
Het parlement
Eerste Kamer

75 leden
Tweede Kamer

150 leden
Leerdoel 2

Slide 6 - Slide

Wat past het beste bij regering?
A
Staatshoofd en ministers
B
Ministers en staatssecretarissen
C
Staatshoofd, ministers en staatssecretarissen
D
Tweede Kamer en ministers

Slide 7 - Quiz

Wat past het beste bij kabinet?
A
Staatshoofd en ministers
B
Ministers en staatssecretarissen
C
Staatshoofd, ministers en staatssecretarissen
D
Tweede Kamer en ministers

Slide 8 - Quiz


Coalitie en oppositie

  • Na verkiezingen worden het kabinet en de regering gevormd.
  • Deze leden komen uit samenwerkende fracties (partijen).
  • De samenwerkende partijen vormen de coalitie.
  • De partijen die zich tegen hen verzetten zijn de oppositie.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maak de huiswerkopdracht 1, 3 en 5. 

Ben je klaar? Maak de herhalingsopdrachten van deze paragraaf. 

Slide 10 - Slide