This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Week 4 les 2 Licht en schaduw
Slide 1 - Slide
Vul in: Licht komt van een:
Slide 2 - Open question
Lichtstralen bewegen:
A
golvend
B
naar het licht toe
C
recht
D
soms recht, soms golvend
Slide 3 - Quiz
Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kun je:
A
alleen zien in fel zonlicht
B
altijd zien
C
nooit zien
D
zien als er licht op valt
Slide 4 - Quiz
Om een voorwerp te kunnen zien, moet het:
A
licht geven
B
licht opnemen
C
licht terugkaatsen
D
vlak bij je ogen zijn
Slide 5 - Quiz
Om de schaduw van een voorwerp te tekenen, moet je twee bijzondere lichtstralen tekenen.
Hoe noem je die lichtstralen?
Slide 6 - Open question
Vul in: a Voorwerpen die zelf licht geven, noem je (A) Licht beweegt langs (B) lijnen. Als licht van een lichtbron wordt tegengehouden, ontstaat een (C) .Je krijgt één duidelijk schaduwbeeld als een voorwerp wordt verlicht door (D) .Je krijgt twee schaduwbeelden als een voorwerp wordt verlicht door (E)
Slide 7 - Open question
Een scooter die buiten staat, is geen lichtbron. Toch kun je hem zien. Leg uit hoe dat kan.
Slide 8 - Open question
Lisa loopt op een zonnige dag door een dichtbegroeid bos. Ze ziet geen schaduw van zichzelf op de grond.
Leg uit hoe dat komt.
Slide 9 - Open question
Het werkblad van een keuken moet goed verlicht zijn. Milan zegt: “Het is beter als er vijf lampjes naast elkaar boven het werkblad zijn, dan één lamp in het midden. Zelfs als die ene lamp evenveel licht geeft.” Leg uit waarom Milan gelijk heeft.