M3/4 week 6 les 1

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Salut et bienvenue! 

aujourd'hui

* on parle du week-end

* on écoute un des sujets du journal 

* on répète le conditionnel 

* on écrit un mail 

Quel temps a-t-il fait ce week-end?

Qu'est -ce que tu as fait?

Tu aimes les sports d'hiver?

Luistervaardigheid

Luister en geef antwoord op de volgende vragen;

1. Vanaf welke leeftijd hebben Franse kinderen een mobiele telefoon?

2. Hoeveel uur per dag gebruiken jongeren hun telefoon?

3. Wat is nomophobie?

4. Welke 3 apps zijn populairder dan ooit door de "confinement"? (=lockdown)

Noteer je antwoorden

Kijk naar het volgende fragment;

https://www.francetvinfo.fr/internet/telephonie/telephones-portables-sommes-nous-tous-accros_4286641.html

"avoir conscience du temps passé sur notre smartphone"
avoir conscience=

1. désactiver les notifications.
2. ranger le portable hors de portée.
Welke 2 tips worden gegeven?

Grammaire 

* vragend maken 

3 manieren;

1. vraagteken achter de zin ,stem omhoog Tu as un frère?

2. inversie; omdraaien onderwerp en pers vorm 

As-tu un frère? A-t-il un frère?

Let op ! niet bij naam of zelfstandig naamwoord

3.Est-ce que voor de zin plaatsen + vraagteken

Waar

Wanneer

Hoe

Hoeveel

Waarom

Wie

Wat

où

quand

comment

combien

pourquoi

qui

qu'est-ce que

Maak vragend op een andere manier;
Tu as passé le week-end chez toi?

Maak vragend op een andere manier;
Il a fait du snowboard?

Maak vragend op een andere manier;

Sandrine et Marc sont allés faire le ski?

Conditionnel (herhaling) 

Beleefdheidsvorm; ik zou ...

je donnerais

tu donnerais

il donnerait, elle donnerait

on donnerait

nous donnerions

vous donneriez

ils donneraient, 

elles donneraient 

ik zou geven

jij zou geven

hij zou geven, zij zou geven

wij zouden geven, men zou geven

wij zouden geven

jullie zouden geven, u zou geven

zij zouden geven

Let op de volgende stammen;

Net als bij de Futur Simple zijn onregelmatig: 

• avoir             j'aurais, tu aurais, il aurait, etc.       ik zou hebben
  
• être               je serais, tu serais, il serait, etc.     ik zou zijn
  
• aller              j'irais, tu irais, il aurait, etc.                ik zou gaan
• faire             je ferais, tu ferais, il ferait, etc.        ik zou maken
• pouvoir      je pourrais, tu pourrais, etc.              ik zou kunnen
• vouloir       je voudrais, tu voudrais, etc.              ik zou willen

Zet de volgende zinnen in de conditionnel;

1. Tu danses avec lui?

2. Vous avez une chambre libre?

3. Je veux réserver

Les réponses;

1. Tu danses avec lui?

2. Vous avez une chambre libre?

3. Je veux réserver

conditionnel;

1. Tu danserais avec lui? Zou je met hem dansen?

2. Vous auriez une chambre libre? Zou u een kamer vrij hebben?

3. Je voudrais réserver.

Schrijfopdracht

Mail je uitwerking naar mij via Magister. 

         Schrijf een mail aan een vriend/in, verwerk de volgende punten;

* goede aanhef

* vraag hoe het gaat/ met jou goed; blij dat de toetsweek afgelopen is

* vraag of er in Frankrijk ook sneeuw is.

* vertel dat je gisteren de hele dag in de sneeuw hebt doorgebracht. 

* vraag of hij/zij zou willen videobellen deze week

* zeg dat je ouders een hotel gereserveerd hebben voor de zomer , dus dat jullie elkaar snel gaan zien. 

* sluit af

Les devoirs;

M3; lezen les 7 chapitre 3 

maken 78 t/m 83

M4; maken grammatica blz 31/32 t/m oef 61

Ecrire (oranje boekje) oef 11,12 blz 10/11