Goed en Kwaad: Religieuze en Levensbeschouwelijke Perspectieven

Goed en Kwaad: Religieuze en Levensbeschouwelijke Perspectieven

Leerdoel

Aan het einde van de les zul je begrippen van goed en kwaad in verschillende religies en levensbeschouwingen begrijpen en kunnen toepassen op relevante vragen.

Wat weet je al over het concept van goed en kwaad in verschillende religies en levensbeschouwingen?

Christendom

Goed en kwaad hebben met drie factoren te maken:
1) God als het goede en Satan als het kwade.

2) Het kwaad zit in elk mens, namelijk 'zonde'. 

3) Toch heeft de mens een eigen verantwoordelijkheid.

Verlossing en genade spelen een cruciale rol.

Jodendom

Het concept van tikkun olam benadrukt de verantwoordelijkheid van mensen om de wereld te repareren en het kwaad te bestrijden.

Islam

Het kwaad wordt gezien als een test van geloof en gehoorzaamheid aan God. Vergeving en barmhartigheid zijn centrale thema's.

Hindoeïsme

Het concept van karma en reïncarnatie beïnvloedt de perceptie van goed en kwaad. Het streven naar dharma is essentieel.

Boeddhisme

Het Boeddhisme benadrukt het overwinnen van lijden en het bereiken van verlichting. Compassie speelt een centrale rol.

Atheïsme en Humanisme

Het atheïsme ontkent het bestaan van goddelijke krachten, terwijl het humanisme zich richt op menselijke waarden en ethiek als leidende principes.

Reflectie en Discussie

Nu we de verschillende perspectieven hebben verkend, laten we reflecteren op de vragen over goed en kwaad en hoe deze worden benaderd in diverse religies en levensbeschouwingen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.