Klassikaal aantal belangrijke/lastige stukken herhalen.
Zelf toets voorbereiden (opgaven maken, begrippen oefenen etc.)
1 / 13
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 13 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
9. Herhaling
Planning:
Klassikaal aantal belangrijke/lastige stukken herhalen.
Zelf toets voorbereiden (opgaven maken, begrippen oefenen etc.)
Slide 1 - Slide
Waarom hebben we seizoenen?
De aardas staat een beetje schuin.
Daardoor staat het ene deel van het jaar het noordelijk halfrond dichter bij de zon, en het andere deel van het jaar het zuidelijk halfrond.
Slide 2 - Slide
Vijf temperatuurfactoren:
1. Breedteligging
2. Hoogteligging (hoe hoger, hoe kouder)
3. Ligging aan zee
4. Aanvoer van warme of koude zeestromen of wind
5. Ligging van gebergten
Slide 3 - Slide
Als je een berg op gaat, wordt het steeds kouder om je heen.
Hoe komt dat?
- Zon warmt de aarde op
- De aarde straalt warmte uit, die temperatuur voelen wij
- Hoe hoger je gaat, hoe minder warmte van de aarde er is
Slide 4 - Slide
De verschillende zones van plantengroei op bergen noem je hoogtegordels. Er zijn er vijf:
1. Loofboomgordel
2. Naaldboomgordel
3. Alpenweide
4. Rotsgordel
5. Eeuwige sneeuw
Slide 5 - Slide
Ligging aan zee: door aanlandige wind in de zomer koeler en in de winter warmer dan het binnenland.
Een warme stroom (zoals de Golfstroom) kan warmte brengen in een gebied dat normaal koud is.
Slide 6 - Slide
Lucht kan op 3 manieren stijgen:
1. Door warmte, zoals bij de evenaar
2. Door een gebergte waar de lucht overheen geduwd wordt >>
3. Door botsen van warme en koude lucht (frontale regen)
Slide 7 - Slide
Bij de evenaar stijgt lucht op vanwege warmte. Hoog in de lucht koelt het af, waardoor je regen krijgt.
Regen die ontstaat omdat warme lucht opstijgt, noemen we een stijgingsregen.
Slide 8 - Slide
Als lucht tegen een berg op wordt geduwd, dan krijgen we te maken met stuwingsregens.
Vaak komt lucht van zee (aanlandige wind) met veel vocht. Deze stijgt tegen de berg, waardoor het gaat regenen (aan de loefzijde). De lijzijde is de droge kant van de berg.
Slide 9 - Slide
De klimaten van Köppen
A: tropisch klimaat (altijd warmer dan 18 graden)
B: droog klimaat (minder dan 500 mm neerslag per jaar)
C: zeeklimaat (winter warmer dan -3)
D: landklimaat (winter kouder dan -3)
E: koud klimaat (altijd kouder dan 10 graden)
Slide 10 - Slide
De gemiddelde neerslag en temperatuur per maand in een gebied kan je weergeven in een klimaatdiagram.
Aan zo'n diagram kan je zien met welk van de vijf klimaten je te maken hebt.
Slide 11 - Slide
Hoe weet je wat je al goed snapt, en wat nog niet?
De beste manier om dat te checken:
1. Open één van de gedeelde LessonUps
2. Ga naar de laatste uitlegpagina (Dit hebben we geleerd)
3. Bedenk of je die doelen hebt behaald
Slide 12 - Slide
Aan de slag
Gebruik deze tijd om de toets alvast voor te bereiden.
Dit zou je kunnen doen:
1. De LessonUps doornemen (vooral kijken naar wat je lastig vindt).
2. Opdrachten nakijken/nog eens maken.
3. Voor jezelf een overzicht maken van de belangrijkste punten.