2.1 Ontstaan van geld

2. De rol van geld
2.1 Ontstaan van geld
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2. De rol van geld
2.1 Ontstaan van geld

Slide 1 - Slide

2.1 Ontstaan van geld

  • Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe geld is ontstaan.
  • Je kunt de drie functies van geld aan de hand van voorbeelden uitleggen.

Slide 2 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
Ruilen
  • Bij directe ruil ruil je een product voor een product.
  • Bij indirecte ruil ruil je een product voor geld.

directe ruil       indirecte ruil

Slide 3 - Slide

Bedenk een nadeel ruilhandel.

Slide 4 - Open question

Bedenk een voordeel van handelen met geld.

Slide 5 - Open question

Het kopen van een spijkerbroek is ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 6 - Quiz

Peter zet, in ruil voor een warme maaltijd, IKEA-meubels in elkaar voor Wilma. Is dit directe of indirecte ruil?
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 7 - Quiz

In de aula koop je een broodje gezond voor 4 euro.
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 8 - Quiz

Je ruilt met je vriend een dvd voor een computergame.
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 9 - Quiz

2.1 Ontstaan van geld
Geschiedenis geld


  • Zout en schelpen werden bijvoorbeeld als ruilmiddel gebruikt. Later werd metaal gebruikt. Daarvan werden munten gemaakt. Zo ontstond het eerste geld.





Slide 10 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
Geschiedenis geld
  • Het handelen met gouden en zilveren munten leverde risico‘s op. 
  • Handelaren konden bijvoorbeeld overvallen worden.
  • Handelaren gaven hun geld in bewaring. Ze kregen als bewijs daarvoor een wissel.

  • De kantoren die de wissels beheerden werden de eerste banken. De wissels werden verhandeld en werden de eerste bankbiljetten.






Slide 11 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
Geschiedenis geld
  • Muntgeld was niet veilig.
  • Handelaren wisselden hun munten in voor een wissel bij een bank.
  • Wissels worden eerste bankbiljetten.

Slide 12 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
Aan de slag!



Maken opdracht: 1, 2, 3 & 4 


Slide 13 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
Opdrachten
  • Herhalingsopgave 1 op 66
  • Opgaven 1, 3, 4, 5 en 6 op p.42-45.
timer
10:00

Slide 14 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
Functies van geld
  • Ruilmiddel:       Je kan geld ruilen voor producten of diensten.
  • Spaarmiddel:   Je kan geld opsparen
  • Rekenmiddel:  Je kan de waarde van een goed in geld uitdrukken. 

Slide 15 - Slide

In plaats van mijn zakgeld uit te geven, leg ik het opzij om een nieuwe telefoon te kunnen kopen.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 16 - Quiz

Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?

Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.

A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 17 - Quiz

In supermarkt A kost een kilo bananen € 0,50 meer dan in supermarkt B.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 18 - Quiz

2.1 Ontstaan van geld
Opdrachten
  • Opgaven 7, 8, 9 en 10 op p.46-47.
  • Herhalingsopgave 3 op p.66 of plusopgave 2 op p.68.
timer
10:00

Slide 19 - Slide

2.1 Ontstaan van geld
  • Ik kan directe en indirecte ruil herkennen in een voorbeeld.
  • Ik kan uitleggen hoe chartaal geld is ontstaan.
  • Ik kan de 3 geldfuncties herkennen in een voorbeeld.

Slide 20 - Slide