Huiswerk spelling Les 10

Spelling -heid en -teit
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6,8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling -heid en -teit

Slide 1 - Slide

We starten met opdracht 1.
Vul op de volgde slide het goede antwoord in; A, B, C of D.

Slide 2 - Slide

In het paleis was een plechtig.......
A
Plechtigheid
B
Plechtighijt
C
Plechtigheit
D
Plechtighijd

Slide 3 - Quiz

'Ach, hij komt in de puber.....,'suste de koningin.
A
pubertijt
B
pubertheid
C
puberteit
D
Pubertijd

Slide 4 - Quiz

Dat hij zijn zoon niet vaak sprak, was de reali.....
A
realiheid
B
realiteit
C
realitijt
D
realitijd

Slide 5 - Quiz

'Je moet eens de gelegen...... vinden met hem te praten.'
A
gelegenheit
B
gelegenheid
C
gelegenhijt
D
gelegenhijd

Slide 6 - Quiz

Dat bracht de koningin in verlegen....
A
verlegenheit
B
verlegentijd
C
verlegenheijt
D
verlegenheid

Slide 7 - Quiz

-heid, -teit, -ijd of -ijt.

We gaan verder met

opdracht 2.

Kies het juiste antwoord bij woorden met achteraan:

 -heid, -teit, -ijd of -ijt.

Slide 8 - Slide

Op mijn leef.... is dat niet gemakkelijk.

Slide 9 - Open question

In werkelijk..... is zij de baas thuis

Slide 10 - Open question

Ze heeft oog voor mijn persoonlijk......

Slide 11 - Open question

Hij eist al..... gehoorzaam......
A
altijd, gehoorzaamheid
B
alteid, gehoorzaamheid
C
altijd, gehoorzaamheit
D
alteit, gehoorzaamheit

Slide 12 - Quiz

Mijn moeder probeert de gezellig..... tijdens de maal...... te bewaren.
A
Gezelligheid, maalteit
B
gezelligheit, maaltijd
C
gezelligheid, maaltijd
D
gezellighijt, maalteid

Slide 13 - Quiz

Haar hart staat wagenw..... voor mij open.
A
wagenwijt
B
wagenweit
C
wagenwhijt
D
wagenwijd

Slide 14 - Quiz

Goed gewerkt!
                         Kijk op je werkblad.
                         Zijn er nog vragen?

Slide 15 - Slide