§4.1 goed gemaakt?

§4.1  goed gemaakt?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

§4.1  goed gemaakt?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen. 
1 Je weet wat produceren is.
2 Je weet hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
 3 Je weet wat productiekosten zijn.
 4 Je kunt berekeningen maken met de kostprijs per product. (R1 t/m 6)
 5 Je weet welke productiesectoren er zijn.
 6 Je hebt paragraaf 4.1 goed begrepen.

Slide 2 - Slide

Leerdoel 1:
Je weet wat produceren is

Slide 3 - Slide

Welke goederen worden er geproduceerd op de grote foto?



Welke diensten vind je terug op deze pagina?


Slide 4 - Slide

Goederen en diensten
Het verschil?

Wat zijn goederen?

Wat zijn diensten?

Slide 5 - Slide

Produceren
Het maken van goederen en het leveren van diensten.
Productiefasen
Fase 1: Grondstoffen uit de natuur.
Fase 2: Productie en verwerking tot een product.
Laatste fase: de klant koopt.

Productie keten.

Slide 6 - Slide

Hoort de consument bij de productieketen?

Slide 7 - Slide

Het maken van chips gebeurt in fasen. Zet de nummers van de volgende productiefasen in de juiste volgorde. 
1. De aardappelen worden geschild
2. De chips krijgen een smaakje.
3. De chips worden ingepakt.
4. De aardappelen worden geoogst.
5. De plakjes aardappel worden gebakken.
6. De aardappelen worden gesneden.

Slide 8 - Slide

Bedrijfskolom
Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde
____ +

Slide 9 - Slide

Filmpje
We gaan een filmpje bekijken, schrijf op welke bedrijven je ziet in de bedrijfskolom. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Leerdoel 2:
Je weet wat productiekosten zijn.

Slide 12 - Slide

Taart maken thuis

Kosten:
Ingrediënten 
Taart maken in een winkel

Kosten:
Ingrediënten 
Huur pand
Kosten personeel
Energiekosten
Andere kosten.

In rekening brengen anders maken ze geen winst

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Leerdoel 4:
Je kunt berekeningen maken met de kostprijs per product. (R1 t/m 6)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Voor een goededoelenactie op school heb je 350 koekjes gebakken. Om de koekjes te kunnen maken heb je € 42 uitgegeven. Bereken de kosten per koekje.

Slide 17 - Open question

Leerdoel 5:
Je weet welke productiesectoren er zijn.

Slide 18 - Slide

Verschillende productiesectoren
1. Agrarische bedrijven produceren grondstoffen met behulp van de natuur.
Bijvoorbeeld een melkveebedrijf, akkerbouwbedrijf, tuinbouwbedrijf en bosbouwbedrijf.

2. Industriële bedrijven gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen. Bijvoorbeeld een scooterfabriek, kledingfabriek, meubelmakerij en ook bedrijven die films maken.

3. Dienstverlenende bedrijven leveren diensten. Bijvoorbeeld een winkel, een zwembad, een reisbureau en een transportbedrijf.

Slide 19 - Slide

Productiesectoren
Productiesectoren: 
- Agrarische sector
- Industriele sector
- Dienstensector 

Slide 20 - Slide

Productiesectoren
Agrarische bedrijven
Industriële bedrijven
Dienstverlenende bedrijven

Slide 21 - Slide

Leerdoelen. 
1 Je weet wat produceren is.
2 Je weet hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
 3 Je weet wat productiekosten zijn.
 4 Je kunt berekeningen maken met de kostprijs per product. (R1 t/m 6)
 5 Je weet welke productiesectoren er zijn.
 6 Je hebt paragraaf 4.1 goed begrepen.

Slide 22 - Slide

In welke productiesector hoort een houtproducent
A
agrarische
B
industriële
C
dienstverlenende

Slide 23 - Quiz

In welke productiesector hoort een pretpark
A
agrarische
B
industriële
C
dienstverlenende

Slide 24 - Quiz

In welke productiesector hoort een meubelmaker
A
agrarische
B
industriële
C
dienstverlenende

Slide 25 - Quiz