Herhaling theme 7&8 M2

4T in de toetsweek

WH- questions in the past simple
Conjunctions
Future: present simple

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4T in de toetsweek

WH- questions in the past simple
Conjunctions
Future: present simple

Slide 1 - Slide

1. WH- questions in the past
Je let goed op de context van de zin om er achter te komen welke van de 7 WH-words je moet gebruiken. 
Bijv: ..... played with this toy? They left it on the floor. 

Slide 2 - Slide

Het maken van vragen.
Let op! Het werkwoord in de vraagzin moet het hele werkwoord zijn!

Slide 3 - Slide

Samenvatting
Volgorde van je zin: 1. Vraagwoord -> 2. Did -> 3. Onderwerp van je zin -> 4. hele werkwoord -> 5.de rest. 

Bij who mag je het onderwerp van de zin vervangen door het vraagwoord en hoef je verder niets met de zin te doen.

Slide 4 - Slide


He pushed her off the bike. 
Wat wordt de vraag?

Slide 5 - Open question


She carried a bag.

Slide 6 - Open question


We waited in the park.

Slide 7 - Open question


The policeman arrested the thief. 

Slide 8 - Open question


She watched the match last night.

Slide 9 - Open question


She asked her friend because she did not know what to do.

Slide 10 - Open question


I liked red better than I did green. 

Slide 11 - Open question


My friend's birthday was last week.

Slide 12 - Open question

Noem alle 7 Engelse vraagwoorden.

Slide 13 - Mind map

Conjuctions

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Future: present simple
We gebruiken de present simple in de toekomende tijd als we het hebben over tijden. Het gaat dan om tijden volgens een vast schema. Denk bijvoorbeeld aan aankomst- en vertrektijden en begin- en eindtijden.
The plane to Manila leaves at twenty to six.
The museum closes at eight
Exam week starts next Thursday

Slide 16 - Slide

Gebruik part 2
Je gebruikt de present simple ook als je wilt vragen naar tijdschema's, roosters of dienstregelingen. 

What time does the train to Hoorn leave?
When do we have English class?
At which platform does our train arrive?

Slide 17 - Slide

Wat is de basisregel?
De present simple gaat om de welbekende SHIT-regel.
Dat wil zeggen dat als het onderwerp van de zin he / she of it is komt er een -s achter het werkwoord. Als er we / you / they / I in de zin staat, krijgt het werkwoord geen -s. 

Dat betekend dat je eigenlijk alleen iets met het werkwoord hoeft te doen als het onderwerp van de zin: he / she / it is. 

Slide 18 - Slide

Welke spellingsregels moet je op letten?
Rule 1: When the verb ends in -ch, -ss, -sh, -x or -zz:  we add -es.

Examples: watch - watches, miss - misses, wash - washes, mix -mixes, buzz - buzzes.








Slide 19 - Slide

Rule 2
Rule 2: When the verb ends in a consonant (medeklinker) + -y we change y to i and add -es.
Examples: study - studies, hurry - hurries, reply - replies
But!!: when the verb ends in a vowel (klinker) + -y we just add -s.
Examples: pay - pays, enjoy - enjoys, 


Slide 20 - Slide

Uitzonderingen
Have, go, do and be are irregular.

I have got a pet. -> She has got a pet.
They go to school every week. -> He goes to school every week.
You do the dishes every Tuesday. -> He does the dishes every Tuesday. 
We are going to study for the test. -> He is going to study for the test. -> I am going to study for the test. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link