Toets gl. 1hv chapitre 1: être, nombres, vocabulaire E

Hoe gaat het?
A
va ça?
B
ça va?
C
comment va?
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
Frans

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Hoe gaat het?
A
va ça?
B
ça va?
C
comment va?

Slide 1 - Quiz

het gaat goed, bedankt
A
ça va ben, merci
B
ca va bien, mersi
C
ça vas bien messi
D
ça va bien, merci

Slide 2 - Quiz

Ben je op vakantie?
A
tu est en vacances?
B
tu es en vacances?
C
il es en vacances?

Slide 3 - Quiz

Ja, ik ben hier op vakantie.
A
oui, je es en vacances ici.
B
oui, je suis en vacances ici.
C
je suis en vacances ici.

Slide 4 - Quiz

Spreek je Frans?
A
Tu parle français?
B
Tu parles français?
C
je parle français?

Slide 5 - Quiz

de broer
A
le père
B
le frère
C
la soeur

Slide 6 - Quiz

de wc
A
les toilettes
B
les toilette
C
la toillete

Slide 7 - Quiz

hoe oud ben je?
A
tu a quel âge?
B
tu a quel age?
C
tu as quel âge?

Slide 8 - Quiz

vertaal in het Frans:
de familie

Slide 9 - Open question

vertaal in het Frans:
de zus

Slide 10 - Open question

vertaal in het Frans:
de ouders

Slide 11 - Open question

vertaal in het Frans:
de vriendin

Slide 12 - Open question

de wc

Slide 13 - Open question

vertaal in het Frans:
ik woon in Hengelo

Slide 14 - Open question

vertaal in het Frans:
ik woon in Enschede

Slide 15 - Open question