G1 Unité 1 leerdoelen week 1

Deze Week (week 1)
Cette semaine (semaine 1)
(du 4 au 10 janvier)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze Week (week 1)
Cette semaine (semaine 1)
(du 4 au 10 janvier)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen week 1: Start U3

  • Luistertoets en kennistoets worden verzet (je hoort nog welke datum)
  • We starten met U3. Je maakt vanaf nu ALLES in Edition! Iedere week wordt er op afstand gecontroleerd wat je hebt gedaan en hoe je het hebt gedaan. 
  • Deze week: 2 blokken: Regarder + Lire
  • We nemen eerst blz 84 en 85 door: Cultuur
  • Dan kijken we naar de video. Een transcriptie van de vlog kun je op itslearning downloaden als PDF
  • tot slot leer je de kloktijden






Slide 2 - Slide


LET OP: De D-toets van U2 nog niet gemaakt in Edition? Je bent sowieso te laat, maar maak het alsnog!

Maken  : 
- De D-toets U2 als dat van toepassing is

- Unité 3 :  in Edition de vragen 1 tm 6 (en alles wat daar tussen zit) (Blokken 3.0, 3.1, 3.2)
TIP: Hou je werkboek naast je als je de opdrachten in Edition maakt! Maak eerst je opdrachten in je werkboek, dan pas in Edition





Slide 3 - Slide



Leer  : 
Unite 3: apprendre 1 + 2

Let op: Iedereen meldt zich aan op Quizlet!!
Ik zie veel te veel leerlingen die zich nog niet hebben aangemeld.. Jullie vinden de link in Itslearning in weekmap 1





Slide 4 - Slide

APRES LES COURS - NA DE LESSEN
HET FRANSE ONDERWIJSSYSTEEM
FRANKRIJK
NEDERLAND
Je bent 2 als je naar de kleuterschool gaat
Je bent 6 als je naar de basisschool gaat
Je bent 11 als je naar de brugklas gaat (je komt dan in de 6e klas - le sixième)

Le collège = onderbouw (met alle niveau's door elkaar)
na het 3e jaar krijg je je 'brevet'
Le lycée = bovenbouw

De cijfers gaan van 0 tot 20
eten in de kantine
langere schooldagen
Je bent 3 jaar en 10 maanden als je naar de kleuterschool gaat
Je bent 6 als je naar de basisschool gaat
Je bent 12 als je naar de brugklas gaat 

MAVO - HAVO - VWO
niveau's zijn gescheiden



De cijfers gaan van 0 tot 10
brood eten in de pauze
veel kortere schooldagen

Slide 5 - Slide

APRES LES COURS - NA DE LESSEN
HET FRANSE ONDERWIJSSYSTEEM
FRANKRIJK
NEDERLAND
meer vakantie:
Herfstvakantie = 2 weken
Kerstvakantie = 2 weken
Februarivakantie = 2 weken
Meivakantie = 2 weken
Zomervakantie = 8 weken

Totaal 16 weken

maar langere schooldagen 

De relatie docent/leerling is formeel
minder vakantie:
Herfstvakantie = 1 week
Kerstvakantie = 2 weken
Februarivakantie = 1 week
Meivakantie = 2 weken
Zomervakantie = 6 weken

Totaal 12 weken

maar kortere schooldagen 

De relatie docent/leerling is informeel

Slide 6 - Slide



    LE VLOG (blz 86/Edition 3.1)
Je vindt ook een transcriptie in Itslearning in PDF formaat

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

David : C’est lundi. Je préfère le weekend. Aujourd’hui, je vais en cours avec Bram. Lui, il est en vacances, alors que moi, j’ai école.


Bram : Pourquoi tu vas avec le bus ?


David : Parce que mon école est loin.


Bram : Loin ?

David : Oui. Dix kilomètres.



Bram : Ah, oui.



David : Et toi ?
Comment tu vas à l’école ?

David :Het is maandag. Ik heb liever het weekend. Vandaag ga ik naar de les met Bram. Hij is met vakantie, terwijl ik, ik school heb


Bram : Waarom ga je met de bus ?


David : omdat mijn school ver is


Bram : Ver ?

David : Ja. 10 km


Bram : Ah, ja.



David : En jij?
Hoe ga jij naar school ?

Slide 9 - Slide

Bram : Euh ... à ... bicyclette.

David : Oh ! À vélo !

Bram : Oui.

David : Oh ! Cool !




Bram : Euh ... met de ... fiets

David : Oh ! met de fiets !

Bram : ja.

David : Oh ! Cool !




Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video



David : Mon premier cours, c’est histoire-géo.
 Tu aimes l’histoire ? 



Bram : Histor ... ??? History … Ah ! Oui. J’aime bien.

Axel : Hé, Bram ! Ça va ?
David : Assieds-toi. Je vais te présenter à mes amis. Attention. Hé, les gars ! Voici mon copain. Et ma classe … Dites bonjour à Bram ! 



David : Mijn eerst les is geschiedenis-aardrijkskunde,. Vind je geschiedenis leuk ? 


Bram : Gesch ... ??? Geschiedenis … Ah ! Ja. Ik vind het wel leuk.

Slide 12 - Slide



Classe : Bonjour Bram !

Professeur : Bonjour !


Classe : Bonjour, madame.

Professeur : Tu dois être l’ami de David ?


Bram : Oui.

Professeur : Bonjour. Comment t’appelles-tu ?

Bram : Je m’appelle Bram



Classe : Dag Bram !

Professeur : Dag !


Classe : Dag mevrouw .

Professeur : Jij moet de vriend van David zijn ?

Bram : Ja.

Professeur : Dag. Hoe heet je?


Bram : Ik heet Bram

Slide 13 - Slide

Professeur : Bram. Très bien, Bram. Bienvenue.
 
(À la classe :) Asseyez-vous, s’il vous plait.

Bram : Couscous ? Au collège ?
David : Oui, c’est normal.





 

Docent : Bram. Heel goed Bram. Welkom.
 
(Aan de klas :) Ga zitten jullie, alsjeblieft

Bram : Couscous ? op school?
David : Ja, dat is normaal




Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video




Axel : Tu es fou avec ton vlog !
 Tu es bizarre, hein.  Ah oui. C’est comme le prof d’histoire-géo. Monsieur Roc. 
Il est très bizarre ce professeur !


Garçon 1 : Ah oui, Et monsieur Sy, le prof de maths !
 Qu’est-ce qu’il est sérieux ! 




Axel : Je bent gek met je vlog !
 Je bent bizar he?  Ah ja. Net als de leraar van geschiedenis-aardrijkskunde. Meneer Roc. Hij is heel vreemd die leraar !


Jongen 1 : Ah ja, En meneer Sy, de leraar van wiskunde !
 Wat is hij serieus!

Slide 16 - Slide

Garçon 2 : Et stricte aussi, hein !
 Mais madame Gisèle, la prof d’anglais, elle est trop sympathique ! 


Tous : Oui, super gentille.


Axel : Tu connais ?

David : Les supporters français ! Regarde.


Supporters : QUI NE SAUTE PAS N’EST PAS FRANÇAIS ! HE !


Jongen 2 : En streng ook he !
 Maar mevrouw Gisèle, de lerares van engels, zij is te aardig ! 


Allen : Ja heel aardig


Axel : Ken jij haar ?

David : De Franse supporters! 
Kijk: 

Supporters: WIE NIET SPRINGT IS NIET FRANS! HE! 




Slide 17 - Slide

Axel : Hé les gars ! Il ne reste que cinq minutes avant le cours de mathématiques …
… avec monsieur Sy … 


Tous : Oh là là!


Bram : Mathématiques ?


Axel : Bon allez … on y va ?


Monsieur Sy : AB2 plus BC2.


David : Tu as aimé mon collège ?


Bram : Oui, il est cool. Ta classe … tes amis. Cool !

Axel : Hé jongens ! Er zijn nog maar 5 minuten voor de les van wiskunde  …
… met meneer Sy … 


Tous : Oh là là!


Bram : wiskunde?


Axel : Ok kom op … zullen we gaan ?


Meneer Sy : AB2 plus BC2.


David : vond je school leuk ?


Bram : Ja, cool. Je klas...je vrienden. Cool! 

Slide 18 - Slide

Les mots (de woorden)
Le vocabulaire

Slide 19 - Slide

Les cours
L'école maternelle
L' école primaire
le collège
le lycée

le sixième
redoubler
la rentrée
de lessen
de kleuterschool
de basisschool
de onderbouw
de bovenbouw

de eerste klas van de MS
blijven zitten
de eerste schooldag na de zomervakantie

Slide 20 - Slide

le baccalauréat
les élèves
les professeurs
les grandes vacances
het vwo examen
de leerlingen
de leraren
de grote zomervakantie

Slide 21 - Slide

LES HEURES
(de kloktijden)

Slide 22 - Slide

IL EST..... HEURE(s)

Slide 23 - Slide

il est midi

12 uur 's middags
OF
il est minuit

12 uur 's nachts

Slide 24 - Slide

DE HELE UREN
Il est .... heure(s)

Slide 25 - Slide



DE HELE UREN
Begin altijd met:
il est.....
il est une heure
il est quatre heures
il est neuf heures

Slide 26 - Slide

EZELSBRUGGETJE...

Slide 27 - Slide

La nuit
(il est minuit)


L'après-midi
de nacht
het is middernacht

de na-middag

Slide 28 - Slide

DE HALVE UREN
il est .....heure(s) et demi
het is .....uur en een half

Slide 29 - Slide

het is half één
(=het is 12 uur en een half)

het is half vijf
(het is 4 uur en een half)

het is half zeven
(het is 6 uur en een half)
il est midi
et demi
il est quatre heures
et demi
il est six heures
et demi

Slide 30 - Slide

DE KWART OVER UREN
il est .....heure(s) et quart
het is .....uur en een kwart(ier)

Slide 31 - Slide

het is 12 uur
(=het is 12 uur en een kwart)

het is 3 uur
(het is 3 uur en een kwart)

het is 7 uur
(het is 7 uur en een kwart)
il est midi
et quart
il est trois heures
et quart
il est sept heures
et quart

Slide 32 - Slide

DE KWART VOOR UREN
il est .....heure(s) moins le quart
het is .....uur min het kwart(ier)

Slide 33 - Slide

het is 5 uur
(=het is 5 uur min het kwartier)

het is 9 uur
(het is 9 uur min het kwartier)

het is 10 uur
(het is 10 uur min het kwartier)
il est cinq heures
moins le quart
il est neuf heures
moins le quart
il est dix heures
moins le quqrt

Slide 34 - Slide

DE 5/10/20/25 MINUTEN VOOR UREN
il est .....heure(s) MOINS cinq/dix/vingt/vingt-cinq

 bijvoorbeeld
het is 5/10/20/25 voor ......
Hoe werkt het bij..
5 over/voor (half)
10 over/voor (half)
20 over/voor (half)
25 over/voor (half)

Slide 35 - Slide

DE 5/10/20/25 MINUTEN VOOR UREN
il est .....heure(s) MOINS cinq/dix/vingt/vingt-cinq

 bijvoorbeeld
het is 5/10/20/25 voor ......
c'est simple!

Slide 36 - Slide

DE 5/10/20/25 MINUTEN VOOR UREN
il est .....heure(s) MOINS cinq/dix/vingt/vingt-cinq

 bijvoorbeeld
het is 5/10/20/25 voor ......
De Fransen gaan altijd eerst uit van het hele uur
dan komen er minuten bij
of er gaan minuten af (moins)




Slide 37 - Slide

DE 5/10/20/25 MINUTEN VOOR UREN
il est .....heure(s) MOINS cinq/dix/vingt/vingt-cinq

 bijvoorbeeld
het is 5/10/20/25 voor ......
dus alles NA het hele uur 
(de RECHTERHELFT van de klok ) gaat zo:
(het is 5 voor half 3 =)
 het is 2 uur 25

(het is 10 over 6 =) 
het is 6 uur 10

(het is 10 voor half 8 =)
het is 7 uur 20


Slide 38 - Slide

het is 10 over 2
(Frans:het is 2 uur 10)

het is 10 uur 5
(Frans:het is 5 uur 10)

het is 5 voor half 2
(Frans: het is 1 uur 25)


il est deux heures
dix
il est cinq heures
dix
il est une heure
vingt-cinq

Slide 39 - Slide

DE 5/10/20/25 MINUTEN VOOR UREN
il est .....heure(s) MOINS cinq/dix/vingt/vingt-cinq

 bijvoorbeeld
het is 5/10/20/25 voor ......
alles NA het halve uur of voor het hele uur
(de linkerhelft van de klok) gaat zo

het is 5 over half 9
= het is 9 uur min 25

het is 10 voor 12
= het is 12 uur min 10

Slide 40 - Slide

het is 20 voor 4/10 over half 4
(Frans:het is 4 uur MIN 20)

het is 20 voor 2 / 10 over half 2
(Frans:het is 2 uur MIN20)




il est quatres heures
moins vingt
il est deux heures
moins vingt

Slide 41 - Slide