Les 1.3.1 Zuivere stoffen en mengsels

Les 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 42
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Slide

Planning
  • Vorige les: practicum
  • Les 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
  • Maken opgaven
  • (nakijken opgaven) 

Slide 2 - Slide

Vorige les: practicum

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Les 1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 5 - Slide

Zuivere stoffen en mengsels
  • Zuivere stof: wanneer de stof uit alleen maar één soort stof/moleculen bestaat.
  • Mengsel: een stof dat uit twee of meerdere soorten stoffen/moleculen bestaat.


Slide 6 - Slide

Zuivere stof en mengsel

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zuivere stof

  • Smeltpunt
  • Stolpunt
  • Kookpunt
Mengsel

  • Smelttraject
  • Stoltraject
  • Kooktraject

Slide 9 - Slide


  • bestaat uit 1 soort moleculen
  • dus smeltpunt (=stolpunt) + kookpunt 
  • temperatuur constant bij faseovergang


  • bestaan uit meerdere soorten moleculen
  • dus een smelt- en kooktraject
  • temperatuur niet constant bij faseovergang
            Zuivere stoffen                         Mengsels               

Slide 10 - Slide

Welke faseovergang vind hier plaats?
A
Stollen
B
Koken (verdampen)
C
Smelten
D
Condenseren

Slide 11 - Quiz

Is deze diagram van een zuivere stof of mengsel
A
Dit is een stoltraject en dus van een zuivere stof
B
Dit is een stolpunt en dus van een zuivere stof
C
Dit is een stolpunt en dus van een mengsel
D
Dit is een stoltraject en dus van een mengsel

Slide 12 - Quiz

Is deze diagram van een zuivere stof of mengsel
A
Dit is een smelttraject en dus van een zuivere stof
B
Dit is een smeltpunt en dus van een zuivere stof
C
Dit is een smeltpunt en dus van een mengsel
D
Dit is een smelttraject en dus van een mengsel

Slide 13 - Quiz

Wat stelt het diagram hiernaast voor?
A
Vaste stof, zuivere stof, dat gaat smelten
B
Vaste stof, mengsel, dat gaat smelten
C
Vloeistof, zuivere stof, dat gaat stollen
D
Vloeistof, mengsel, dat gaat stollen

Slide 14 - Quiz

Wat stelt het diagram hiernaast voor?
A
Vaste stof, zuivere stof, dat gaat smelten
B
Vaste stof, mengsel, dat gaat smelten
C
Vloeistof, zuivere stof, dat gaat stollen
D
Vloeistof, mengsel, dat gaat stollen

Slide 15 - Quiz

groepen mengsels
Heterogene mengsels
Homogene mengsels

Slide 16 - Slide

Homogene mengsel
De stoffen in een homogeen mengsel zijn volledig met elkaar vermengd. Op macroniveau zijn de afzonderlijke stoffen niet van elkaar te scheiden. Homogene mengsels bevinden zich in één fase (vast, vloeibaar of gas)
  • Oplossing: heldere, soms gekleurde vloeistof, waarin een of meer stoffen zijn opgelost. (bv Zeewater: oplossing van zout in water)
  • Gasmengsel: is een mengsel van meerdere gassen. (bv lucht: een mengsel van stikstof, zuurstof en koolstofdioxide)

Slide 17 - Slide

Oplossing
Oplossing: helder, soms gekleurde vloeistof, waarin één of meer stoffen zijn opgelost.
  • Stof die je oplost kan zijn: vast, vloeibaar of gas
  • De vloeistof waarin je de andere stof oplost, heet het oplosmiddel. 
Water is het meest voorkomende oplosmiddel. Andere oplosmiddelen:
  • Wasbenzine: voor het oplossen van vet.
  • Aceton: oplossen van nagellak (aceton zit in nagellakremover)
  • Alcohol: voor het oplossen van vet. (bv ramen wassen)

Slide 18 - Slide

oplossing

Slide 19 - Slide

Heterogeen mengsel:  de bestanddelen zijn niet goed gemengd. Onder een microscoop zijn de verschillende stoffen nog te zien.
  • Suspensie: troebel mengsel van een vaste stof die slecht oplost in een vloeistof  (bv krijt en water) (bezinken)
  • Emulsie: troebel mengsel van vloeistoffen, waarbij kleine vloeistofdruppeltjes van de ene vloeistof zijn verdeeld in een andere vloeistof (bv water en olie)
  • Rook: mengsel van een vaste stof die fijn verdeeld is in een gas(bv lucht en fijnstof)
  • Nevel: mengsel van kleine vloeistofdruppeltjes verdeeld in een gas(bv mist)

Slide 20 - Slide

Suspensie
  • Suspensie: troebel mengsel van fijn verdeelde vaste stof die zweeft in een vloeistof.

  • Bezinken: meestal zakt de vaste stof na enige tijd na beneden.
  • Bv. Krijt in water



Slide 21 - Slide

suspensie

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Emulsie
  • Emulsie: mengsel van vloeistoffen, waarbij druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere.
  • Emulgator: zorgt ervoor dat twee vloeistoffen niet ontmengen (dus hij laat de twee vloeistoffen mengen)
  • Bv. Mayonaise



Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Werking emulgator

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide


Homogene mengsels
  • Bestanddelen zijn volledig met elkaar vermengd. 
  • Op macroniveau zijn de afzonderlijke stoffen niet van elkaar te scheiden. 
  • Homogene mengsels bevinden zich in één fase (vast, vloeibaar of gas)
  • Oplossing, gasmengsel

Heterogene mengsels
  • Bestanddelen zijn niet goed gemengd. 
  • Onder een microscoop zijn de verschillende stoffen nog te zien.
  • Suspensie, emulsie, rook, nevel
groepen mengsels

Slide 29 - Slide

Homogeen mengsel
Heterogeen mengsel
Emulsie
Oplossing
Rook
Legering
Suspensie
Vaste stoffen mengsel
Nevel
Gas mengsel

Slide 30 - Drag question

Sleep het begrip naar de juiste afbeelding.
schuim
emulsie
nevel/mist
suspensie
oplossing
rook

Slide 31 - Drag question

Homogeen mengsel
Heterogeen mengsel

Slide 32 - Drag question

Rook is een mengsel van een                                  stof in een                . 

Schuim is een mengsel van een         
in een                .

Nevel is een mengsel van een                
in een                .

gas
vloeistof
gas
vloeistof
gas
vaste

Slide 33 - Drag question

Maken: 1, 4, 5, 6, 9 en 11 (vanaf blz 32)

Slide 34 - Slide

1
  • a) Bij een zuivere stof heb je te maken met puur en alleen die stof. Een mengsel is opgebouwd uit twee of meer zuivere stoffen.
  • b) Een zuivere stof is opgebouwd uit één soort moleculen. Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen.

Slide 35 - Slide

1
  • c)

Slide 36 - Slide

1
  • d) Bij een homogeen mengsel zijn de verschillende bestanddelen in het mengsel gelijkmatig verdeeld en niet meer van elkaar te onderscheiden. Bij een heterogeen mengsel kun je de verschillende bestanddelen nog wel onderscheiden, bijvoorbeeld met een microscoop.
  • e) Bij een homogeen mengsel zijn de moleculen van de opgeloste stof los van elkaar en bevinden zich volledig tussen de moleculen van het oplosmiddel in.Bij een heterogeen mengsel zijn de moleculen van de verschillende zuivere stoffen niet op molecuulniveau gemengd. Moleculen van één en dezelfde stof bevinden zich in grote groepen bij elkaar en vormen nog kleine korreltjes of druppeltjes.

Slide 37 - Slide

4
  • a) Uit het diagram blijkt dat tijdens de faseovergangen de temperatuur niet constant blijft, maar licht toeneemt. Er is dan ook sprake van een smelttraject en een kooktraject dus het is een mengsel.
  • b) Een mengsel bestaat uit twee of meer zuivere stoffen. Op microniveau heb je dan meerdere soorten moleculen door elkaar heen. De aantrekkingskrachten tussen deze verschillende soorten moleculen zijn niet even groot. Bij een faseovergang zullen deze moleculen elkaar bij verschillende temperaturen loslaten. Dat resulteert bij een mengsel in een smelttraject in plaats van in een smeltpunt.
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen en dan zijn deze krachten wel even groot. Dus heeft een zuivere stof een smeltpunt en geen smelttraject.


Slide 38 - Slide

5

Slide 39 - Slide

6
  • a) Door het mengsel stevig te schudden, verspreid je de olie in kleine druppeltjes door het water heen. Er ontstaat een emulsie.
  • b) De dichtheid van olie is lager dan de dichtheid van water.

Slide 40 - Slide

9

Slide 41 - Slide

11
  • a) azijnzuurmoleculen
  • b) Azijnzuur en water zijn allebei vloeistoffen. Tafelazijn is helder. Dat betekent dus dat tafelazijn een oplossing is. Een oplossing is een voorbeeld van een homogeen mengsel. Dus is tafelazijn een homogeen mengsel.

Slide 42 - Slide