o Je kunt iets bestellen op het terras of in het restaurant.
o Je kunt iets kopen op de markt of bij de bakker.
o Je gesprek heeft minstens de inhoud volgens de LessonUp met de instructie over de gesprekken.
o Je bent allemaal evenveel aan het woord.
o Je gebruikt de werkwoorden op -er.
o Je gebruikt de getallen 0-100.