9.1 Oorlog en crisis

1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 38 slides, with text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke oorzaken het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden verstoorden.
  • Je kunt beschrijven waarom en hoe de manier van oorlog voeren tussen 1914 en 1918 veranderde.
  • Je kunt uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog voor een verandering in de wereldwijde economische verhoudingen zorgde.
  • Je kunt de zwakkke plekken van de Amerikaanse economie beschrijven en je kunt uitleggen hoe die zwakke plekken leidden tot een economische wereldcrisis.
  • Je kunt uitleggen hoe onder Roosevelt de economische problemen werden aangepakt en dat deze aanpak een breuk met het verleden was.

Slide 2 - Slide

Kenmerkende aspecten
  • De crisis van het wereldkapitalisme
  • Het voeren van twee wereldoorlogen
  • Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.

Slide 3 - Slide

Verstoord machtsevenwicht
  • De 19e eeuw was een hele vreedzame periode geweest in Europa.
  • In de 19e eeuw waren er in Europa 5 grote mogendheden, Groot- Brittannië, Frankrijk, Rusland, Pruisen en Oostenrijk- Hongarije.
  • Deze landen streefden naar het behoud van een machtsevenwicht, dit was namelijk een goede garantie voor vrede.
  • Heel lang hield dit machtsevenwicht stand, ook toen de VS een economische wereldmacht werden. De VS voerde een politiek van het isolationisme.Dus bemoeide zich niet echt met andere landen/ Europa.

Slide 4 - Slide

Verstoord machtsevenwicht
  • Onder leiding van Pruisen kwam in 1871 de Duitse eenheidsstaat tot stand. Duitsland werd een keizerrijk.
  • De snelle economische groet en het militairisme zorgden voor een verstoring van het machtsevenwicht in Europa.
  • Tussen 1871 en 1913 nam de Duitse bevolking met de helft toe, in Groot- Brittanië met 20% en in Frankrijk met 5%.
  • In Groot- Brittannië was de industriele revolutie begonnen, en leidend in de staalindustrie, maar in 1913 was Duitsland Groot- Brittannië voorbij gestoken.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Verstoord machtsevenwicht
  • Frankrijk bleef bij Duitsland en Groot- Brittannië achter qua staalproductie en industrialisatie.
  • Veel zorgelijker was het bedrag dat aan defensie werd uitgegeven, in 1871 gaven Frankrijk en Groot- Brittannië samen 3x meer uit als Duitsland deed.
  • In 1913 gaven de Fransen en Britten nog maar 25% uit aan defensie als de Duitsers deden. Duitsland was dus een enorm modern leger aan het opbouwen, mede door de snelle industrialisatie en grote staalindustrie.
  • Frankrijk en Groot- Brittannië  werden bezorgd over deze Duitse politiek/

Slide 8 - Slide

Bondgenootschappen
  • Omdat het machtsevenwicht uit balans raakte, gingen de landen bondgenootschappen vormen. In geval van oorlog zouden landen dan niet alleen staan.
  • De Centralen bestaande uit Duitsland, Oostenrijk- Hongarije en Italië. Ze spraken af om elkaar bij conflicten te steunen en om hun internationale politiek op elkaar af te stemmen.
  • De triple entente (geallieerden) Frankrijk en Rusland en vanaf 1907 ook Groot- Brittannië.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Bondgenootschappen
  • Groot- Brittannië en Frankrijk voelden zich bedreigd door Duitsland. Toen Duitsland ook nog eens begon aan de bouw van een moderne marine, zagen de Britten hierin een bedreiging van de macht op de wereldzeeen. Terecht want Duitsland had als doel om ook een koloniaal wereldrijk te veroveren. 
  • Er ontstond een wapenwedloop, de Britten gingen ook hun marine uitbreiden. Naast het uitbreiden van de vloot werden natuurlijk ook allerlei andere wapens gekocht, elk land wilde sterker zijn dan andere landen.

Slide 11 - Slide

Een moord met grote gevolgen
  • Op de Balkan woonden een aantal volkeren in een veelvolkerenstaat: Oostenrijk- Hongarije of het Turkse Rijk. Veel van deze volken streefden naar een eigen staat. 
  • Oostenrijk- Hongarije bestreed dit fel om te voorkomen dat het land uitelkaar zou vallen. Op de Balkan namen de spanningen snel toe en regelmatig waren er kleine oorlogen.
  • Rind 1910 was het voor iedereen duidelijk dat de Balkan een groot gevaar vormde, eigenlijk een soort kruitvat was.

Slide 12 - Slide

Een moord met grote gevolgen
  • Op 28 juni 1914 werd de kroonprins van Oostenrijk- Hongarije, en zijn vrouw, vermoord in Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië.
  • Franz- Ferdinand werd vermoord door Servische nationalisten die wilden dat Bosnie zich zou aansluiten bij Servië.
  • O- H eiste dat zij een onderzoek mochten instellen in Servië. De Servische regering wees dit verzoek af, omdat ze bang waren dat ze zouden worden bezet door O- H.
  • Na enkele weken van overleg, zonder enig resultaat, verklaarde O-H de oorlog aan Servië. Bondgenoten van O-H verklaarden zich solidair.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Loopgraven: de hel op aarde
  • De Centralen hadden een strategisch probleem bij een oorlog. Frankrijk en Rusland waren bondgenoten en zouden bij een oorlog dus Duitsland van twee kanten aanvallen (tweefrontenoorlog).
  • Om deze tweefrontenoorlog te voorkomen bedachten de Duitsers een plan om met een snelle aanval eerst Frankrijk te verslaan om zich vervolgens te richten op het verslaan van Rusland. (Schlieffenplan)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Loopgraven: de hel op aarde
  • Op 4 augustus 1914 trokken Duitse legers België binnen, de opmars moest via België omdat de grens met Frankrijk veel te sterk werd verdedigd.
  • De opmars door België verliep snel maar ook gewelddadig, de helft van de Belgen vluchtte, ruim een miljoen Belgen trokken naar Nederland.
  • Begin september zaten de Duitsers al in Noord- Frankrijk, waar de Duitse opmars werd gestopt door de Britten en Fransen.

Slide 17 - Slide

Loopgraven: de hel op aarde
  • De militairen begonnen zich aan de frontlijn in te graven, vanuit deze gangenstelsels probeerden ze de vijand aan te vallen.
  • Vanaf de Belgische kust tot aan de Frans- Zwitserse grens liep er een lint van loopgraven zich door het Vlaamse en Franse landschap.
  • Wanneer er werd besloten tot een aanval verlieten de militairen de loopgraven en renden ze naar de tegenpartij. Vanuit de loopgraaf van de tegenpartij werd er geschoten op de aanvallers.
  • De aanvallen leidden niet tot terreinwinst, maar wel tot veel gesneuvelden.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

1918: het jaar van de beslissing
  • Geen van beide strijdende partijen lukte het om door de linies heen te breken. Hierdoor werden er steeds nieuwe wapens ingezet, bijvoorbeeld tanks, vliegtuigen, vlammenwerpers maar WOI werd vooral bekend door het gebruik van gifgas.
  • Niet alleen in West- Europa werd de oorlog uitgeochten, maar ook in het Oosten van Europa. Echter begin 1918 trokken de Russen zich terug uit de oorlog. Vanaf dat moment konden de Duitsers al hun troepen inzetten aan het westfront.

Slide 21 - Slide

1918: het jaar van de beslissing
  • In eerste instantie leken de Duitsers succes te hebben, met hun extra troepen. De Duitsers braken op veschillende plekken door de frontlinie en rukten enkele kilometers op. Toch kwam deze opmars al snel ten einde doordat de Duitse troepen oververmoeid waren.
  • Daarnaast kwamen de Amerikanen de triple entente te hulp. In 1917 had de Amerikaanse president Wilson besloten om deel te nemen aan de oorlog.

Slide 22 - Slide

1918: het jaar van de beslissing
  • Welke redenen had Wilson om deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog? Een ideologisch motief,Wilson wilde dat volken meer eigen keuzes konden maken, in plaats van te worden bezet of te worden onderdrukt in een veelvolkerenstaat.
  • Aan de andere kant waren er Amerikaanse burgerslachtoffers gevallen door de onbeperkte onderzeebootoorlog die de Duitsers hadden afgekondigd.
  • Op 11 november 1918 om 11 uur tekenden de Duitsers de capitulatie.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

De wraak van Versailles
  • De overwinnaars van WOI (G.B.-Fr-V.S.) komen naar Parijs om een vredesregeling te maken.
  • In het Verdrag van Versailles (1919) worden de vredesbepalingen voor Duitsland vastgelegd. De Duitsers mochten niet mee onderhandelen; ze hadden resultaat maar te accepteren, en werden hard gestraft.
  • Klein leger van 100.000 man
  • Herstelbetalingen
  • Grondgebied en koloniën afstaan.

Slide 25 - Slide

De wraak van Versailles
  • Tijdens de vredesbesprekingen zorgde de Amerikaanse president voor de Volkenbond, een voorloper van de Verenigde Staten.
  • De Volkenbond moest zorgen voor vrede, veiligheid en het stimuleren van democratie. In de jaren heeft de Volkenbond gezorgd voor beëindiging, of voorkomen, van een aantal kleine conflicten.
  • Niet alle landen mochten lid worden, bijvoorbeeld Duitsland en Rusland.
  • De VS werd zelf ook geen lid van de Volkenbond, omdat het Amerikaanse congres tegen het lidmaatschap stemde (isolationisme)

Slide 26 - Slide

De wraak van Versailles
  • De Volkenbond was een machteloze organisatie, omdat ze geen straffen konden opleggen en omdat de VS niet deelnamen.
  • Mede door de zwakke Volkenbond en de zware straffen die aan Duitsland werden opgelegd, werd opgemerkt door de Franse maarschalk Foch, dat het geen vredesverdrag was maar een wapenstilstand voor hoogstens 20 jaar.

Slide 27 - Slide

Overproductie en ander ongemak
  • De VS had economisch gezien geprofiteerd van WOI.
  • De oorlog verstoorde de Europese economie, de Amerikanen vulden toen de Europese tekorten aan (landbouwproducten, grondstoffen en industrieproducten).
  • Hiervoor ontgonnen de Amerikanen nieuwe landbouwgronden en werd de productiecapaciteit sterk uitgebreid.
  • Na de oorlog bleven de Amerikanen op dat verhoogde niveau produceren.

Slide 28 - Slide

Overproductie en ander ongemak
  • Dat leek in eerste instantie geen probleem en sommige optimisten dachten dat er een tijd van eeuwige economische groei was aangebroken.
  • Deze optimisten kregen ongelijk, de Amerikaanse economie had naast deze overproductie, nog een aantal andere zwakke punten.
  • Een van deze zwakke punten was de protectionistische politiek. Door hoge invoertarrieven werd ervoor gezorgd dat buitenlandse producten duur waren. Hierdoor werden er vooral Amerikaanse producten gekocht.

Slide 29 - Slide

Overproductie en ander ongemak
  • In Europa gingen landen ook een protectionistische politiek voeren, waardoor Amerikaanse producten in Europa ook duur werden.
  • Amerikaanse producten moesten dus vooral op de Amerikaanse markt worden verkocht. Door de overproductie werd het steeds moeilijker om voor alle producten een koper te vinden.
  • Het derde probleem voor de Amerikaanse economie (naast het eigen protectionisme en het protectionisme van Europa) was de zeer ongelijke inkomensverdeling in de VS

Slide 30 - Slide

Overproductie en ander ongemak
  • Er was een zeer kleine groep extreem rijke Amerikanen en een grote groep Amerikanen die amper kon rondkomen.
  • Deze laatste arme groep Amerikanen werd gestimuleerd om met geleend geld consumptiegoederen aan te schaffen.
  • Bij de banken zat het vierde zwakke punt van de Amerikaanse economie, namelijk er was bijna geen controle of mensen of bedrijven die het geld leenden het wel terug konden gaan betalen. Mensen en bedrijven gingen dus meer lenen dan goed voor ze was.

Slide 31 - Slide

Beurskrach en economische crisis
  • Door de snel groeiende economie steeg de prijs van aandelen snel, dit maakte het kopen van aandelen aantrekkelijk. Veel mensen leenden zelfs geld om aandelen te kopen
  • In oktober 1929 stortte echter de aandelenhandel op Wallstreet in elkaar. Dit werd de Beurskrach genoemd. Beleggers schrokken en verkochten hun aandelen, hierdoor daalden de aandelenkoersen nog verder, waarna ook andere beleggers hun aandelen verkochten. 

Slide 32 - Slide

Beurskrach en economische crisis
  • Deze kettingreactie leidde tot een economische crisis, waarin de productie steeds verder afnam en de werkloosheid steeds verder toenam.
  • De meeste politici vetrouwden op het economisch liberalisme, uiteindelijk zou de economie zich vanzelf herstellen als er maar voldoende economische vrijheid zou zijn.
  • Daarom deden de meeste politici weinig om de economische crisis op te lossen.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Beurskrach en economische crisis
  • De econoom Keynes stelde een ander beleid voor. Als het economisch goed ging moest de regering de economie afremmen, door bijvoorbeeld de belasting te verhogen. Zo bouwde de overheid een spaarpot op voor economisch slechtere tijden. Deze spaarpot kon dan worden gebruikt om de economie te stimuleren, bijvoorbeeld door mensen aan het werk te zetten. Deze mensen kregen dan salaris en konden dan meer geld uit gaan geven en zo de economie stimuleren waardoor er weer economische groei zou ontstaan.

Slide 35 - Slide

Beurskrach en economische crisis
  • De democratische presidentskandidaat Roosevelt was het met de theorie van Keynes eens. Na zijn verkiezingen van 1932 zette hij een economisch beleid op met de naam New Deal. Deze New Deal bestreed de werkloosheid  en armoede met werkverschaffingsprojecten, zoals bijvoorheeld het aanlegen van stuwdammen en spoorlijnen.
  • Ook op sociaal terrein werd er ingegrepen door bijvoorbeeld het instellen van maximumwerktijden en minimumlonen.
  • De New Deal loste de crisis niet op, maar verzachtte de crisis wel.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video