Disco hfst 26 uitbreiding coni. vertaalregels

Latijn, klas 3
uitbreiding coniunctivus vertaalregels
1 / 23
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Latijn, klas 3
uitbreiding coniunctivus vertaalregels

Slide 1 - Slide

betrekkelijk en vragend vnw
quis, quid = wie, wat (vragend)

qui, quae, quod = 1. welke (vragend) 2. die, dat, wie, wat (betr.)

Slide 2 - Slide

quis (M/V) gaat hetzelfde als qui (M)
quid (O) gaat hetzelfde als quod (O)

alleen de vormen quis en quid wijken af!
quis kent geen apart rijtje voor V!

Slide 3 - Slide

Vertalen
1. (vragend) = wie, wat, welke

2. (betrekkelijk) = die, dat, wie, wat

maar.... hou rekening met de naamval

Slide 4 - Slide

Vertalen
cuius (gen. > van) =
1. van wie? van wat = waarvan? van welke?
2. van wie; waarvan

cui (dat. > aan/voor) =
1. voor wie? voor wat = waarvoor? voor welke?
2. voor wie; waarvoor

Slide 5 - Slide

... maar wat heeft dit met coniunctivus te maken?

Slide 6 - Slide

Twee nieuwe coni. vertaalregels
1. in een betrekkelijke bijzin drukt de coni. een doel uit.
v.b. recipit epistulam (hij krijgt een brief), ...
... quae legitur (ind.) > die gelezen wordt.
... quae legatur (coni.) > die gelezen moet worden.
+ moet(en) / om te ...

2. in een afhankelijke vraagzin is de coni. verplicht.
(en doe je er dus niets mee!)

Slide 7 - Slide

je moet betrekkelijke bijzin en afhankelijke vraag dus goed uit elkaar houden om de coniunctivus goed te vertalen!

Slide 8 - Slide

Oefenen
maken opdracht 9 en 10 (werkboek blz. 94)

Slide 9 - Slide

Laatste coni. vertaalregel!
si = als, nisi = als ... niet > coniunctivus drukt mogelijkheid uit

+ ind. = als je je huiswerk doet, dan haal je een goed cijfer.
+ coni. = als je je huiswerk zou doen, dan zou je een goed cijfer halen.

Slide 10 - Slide

Coni. vertalen in bijzinnen 1
bijzin met ind.
bijzin met coni.
ut
1. zoals
2. zodra
1. (zo)dat
2. opdat, om te
ne
-
1. opdat niet, om niet te
2. dat
cum
wanneer, toen
1. terwijl, nadat
2. omdat
3. hoewel
4. als

Slide 11 - Slide

Coni. vertalen in bijzinnen 2
bijzin met ind.
bijzin met coni.
(ni)si
'gewoon'
mogelijkheid (+ zou(den))
qui
'gewoon'
doel (+ moeten)
afh.
vraag
-
coni. verplicht
geen bijzondere betekenis
BZ in aci
-
coni. verplicht
geen bijzondere betekenis

Slide 12 - Slide

Ken je de coni. al (weer wat beter) quiz

Slide 13 - Slide

'cum' + coni. vertaal je (onder andere) als
A
omdat
B
zodat
C
opdat
D
voordat

Slide 14 - Quiz

De bijzin '... ut necaret.' betekent:
A
..., zodra hij doodde.
B
... zoals hij doodde.
C
..., opdat hij doodde
D
... om te doden

Slide 15 - Quiz

Coni. vertalen in hoofdzinnen
IND: Aliquid discimus = wij leren iets.
CONI: Aliquid discamus
1. TWIJFEL (in vraagzin): Aliquid discamus? = Moeten we iets leren?
2. MOGELIJKHEID (in 'gewone' zin): Discamus aliquid. = We zouden iets kunnen leren.
3. VERBOD (in 'bevel' zin met ne): Ne discas! = Jij moet niet leren.
4. AANSPORING (in 'bevel' zin): Discamus aliquid! = Laten we iets leren!
5. WENS: Utinam discamus aliquid. = Wij zouden graag iets wilen leren.

Slide 16 - Slide

Nog vragen?

Slide 17 - Slide

Herhalen/overzicht werkwoord
begin klas 3:
prae
ind (6)
inf (1)
imp (2)
impf
ind (6)
perf
ind (6)
inf (1)
plus pf
ind (6)

Slide 18 - Slide

Herhalen/overzicht werkwoord
  • welke vormen zijn er?
  • welke kenmerken?
  • hoe hou je ze uit elkaar?

Slide 19 - Slide

hfst 21: fut / fut ex erbij
prae
ind (6)
inf (1)
imp (2)
impf
ind (6)
fut
ind (6)
perf
ind (6)
inf (1)
plus pf
ind (6)
fut ex
ind (6)

Slide 20 - Slide

hfst 22 en 24: passief erbij
prae
ind (6+6)
inf (1+1)
imp (2)
impf
ind (6+6)
fut
ind (6+6)
inf (1)
perf
ind (6+6)
inf (1+1)
plus pf
ind (6+6)
fut ex
ind (6+6)

Slide 21 - Slide

hfst 25 en 26: coni. erbij
prae
ind/coni (24)
inf (1+1)
imp (2)
impf
ind/coni (24)
fut
ind (12)
inf (1)
perf
ind/coni (24)
inf (1+1)
plus pf
ind/coni (24)
fut ex
ind (12)

Slide 22 - Slide

Stappenplan + kenmerken

Slide 23 - Slide