par 1.4 Grenzen en identiteit: Nederland

1.4 
Van leefplaats tot woonplaats 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.4 
Van leefplaats tot woonplaats 

Slide 1 - Slide

Ff
herhalen

Slide 2 - Slide

grens
landgrens
Natuurlijke/ kunstmatige grens
harde/ zachte grens
gesloten/open grens
bestuurlijke regio
economische regio
ladschappelijke regio
culturele regio

ontgrenzing
terretorium
exclusiviteit
soevereiniteit
afgrensbaar
continentaal plat
territoriale wateren
EEZ
Luchtterritorium 

Slide 3 - Slide

- Wat is een natuurlijke grens en noem een voorbeeld?
- Wat is een kunstmatige grens en noem een voorbeeld?
- Wat is het verschil tussen een harde en een zachte grens?
HUH, WAT WAS DAT OOK ALWEER?!?

Slide 4 - Slide

Identiteit
Behalve Limburgers, Friezen, skaters en rappers zijn er in Nederland nog veel meer identiteiten.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

identiteit
Binnen Nederland verschillen in identiteit

Regionale identiteit zorgt voor: verschillen in een land, maar ook eenheid in een regio.

Regionalisme: regionale identiteit belangrijker dan nationale identiteit. 

Lokalisme: lokale identiteit belangrijker dan regionale of nationale identiteit.

Slide 8 - Slide

Par. 1.4 Van leefplaats tot woonplaats

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Pluriformiteit (aanwezigheid van verschillen)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Verschillen verdwijnen ook
Verschil tussen platteland en de stad

Slide 19 - Slide

Minder sociale samenhang
Niet iedereen kent zijn buren goed en heeft goed contact met de buurt.
Vooral in de stad

Slide 20 - Slide

Ik heb goed contact met de buren.
0100

Slide 21 - Poll

Minder betrokkenheid
Mensen voelen zich minder verbonden met bijvoorbeeld hun buurt.

Minder participatie, mensen doen minder snel mee met bijvoorbeeld activiteiten

Slide 22 - Slide

In mijn buurt is minimaal 1 keer per jaar een activiteit of buurtfeest met de buurt
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Via een Verzorgingsstaat naar een Participatiemaatschappij
De overheid gaat meer uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid
Nederland verandert in een 'doe-het-zelfmaatschappij
Voordelen & nadelen..

Participatie!!!

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Veranderingen door:
  • Het verdwijnen sociale samenhang
  • Verminderen participatie en betrokkenheid
  • Ontkerkelijking)

Slide 26 - Slide

Ontkerkelijking
Vroeger ontmoette men elkaar in de kerk maar dat wordt steeds minder. Vanaf WOII is de ontkerkelijking begonnen en die gaat nog steeds door.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

                                        Samenleven                                           Het vergroten van de sociale samenhang is        dus belangrijk.  


  • Daarom proberen mensen de leefbaarheid te vergroten: gemeentes en woningcoöperaties.
  • Het geven van subsidies b.v. voor gezamenlijke moestuintjes
  • Een buurthuis of wijkvereniging kan zorgen voor acceptatie en tolerantie van de anderen. 
  • Stimuleren van contact: Burendag

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Burendag
Het Oranjefonds organiseert burendag waarop buurten een activiteit kunnen organiseren.
Voor meer verbondenheid

PARTICIPATIE

Slide 31 - Slide

Welk begrip hoort bij: 'Elkaars verschillen accepteren.'
A
Ontkerkelijking
B
Integratie
C
Tolerantie
D
Participatie

Slide 32 - Quiz

Welk begrip hoort bij: 'Meedoen aan activiteiten.'
A
Ontkerkelijking
B
Betrokkenheid
C
Leefbaarheid
D
Participatie

Slide 33 - Quiz

Pluriformiteit houdt in dat we zoveel mogelijk 1 identiteit nastreven in Nederland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Hoe noemen we het verschijnsel van het afnemen van de verschillen tussen stad en platteland?
A
Pluriformiteit
B
Mentale verstedelijking
C
Integratie
D
Ruimtelijke segregatie

Slide 35 - Quiz

In welk deel van Nederland is de ontkerkelijking het minst sterk?
A
In het noorden
B
in het zuiden
C
in het westen
D
in het oosten

Slide 36 - Quiz