"Want de mens is zieker, onzekerder veranderlijker, minder gefixeerd dan welk ander dier ook, zoveel is zeker – hij is het zieke dier: hoe komt dat? Stellig heeft hij ook meer geriskeerd, vernieuwd, getrotseerd, het noodlot uitgedaagd dan alle overige dieren tezamen; hij, de grote experimentator met zichzelf, de onbevredigde, onverzadigde, die met de dieren, de natuur en de goden om de laatste heerschappij vecht – hij, de nog steeds niet bedwongene, de eeuwig toekomstige, die geen rust meer vindt van zijn eigen dringende kracht zodat zijn toekomst onverbiddelijk als een spoor in het vlees van ieder heden woelt: – hoe zou zo'n moedig en rijk dier dan niet ook het meest bedreigde, het langst en diepst zieke van alle kunnen zijn?"
—Friedrich Nietzsche, Genealogie van de moraal