This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
GOEDEMORGEN
- Jas aan de kapstok
- Telefoon in de bak
- Kauwgom in de prullenbak
Ga lekker zitten
Praktisch rekenen
Blok 1
Vrijdag 7 juni 2024
Slide 1 - Slide
Check in
- Wie is er wel en wie niet
- Hoe gaat het met je?
- Verwachtingen
- Wat gaan we doen?
Slide 2 - Slide
Verwachtingen
Tijdens de les:
- luister je stil naar de instructie
- hebben we respect voor elkaar
- doe je actief mee
- ben je verantwoordelijk voor je eigen gedrag
- mag je altijd om hulp vragen als het even niet lukt
Slide 3 - Slide
Wat gaan we doen?
- Terugblik
= Start met wiskunde
- Voorkennis
- Instructie
- Aan de slag
- Afsluiting
Slide 4 - Slide
Terugblik
De groenteboer heeft een actie. Hij verkoopt kisten met 50 mandarijnen. Op een ochtend verkoopt hij 7 kisten. Hoeveel mandarijnen heeft de groenteboer verkocht?
* Reken de som uit.
timer
1:30
Slide 5 - Slide
Wiskunde
- Onderdeel negatieve getallen
Slide 6 - Slide
Voorkennis
* Maak de sommen.
Hoeveel krijg jij er af in 2 minuten?
Samen
opdr. 1 blz. 79
timer
2:00
Slide 7 - Slide
Doel van deze les
Je weet
- wat positieve, negatieve en tegengestelde getallen zijn
Je kunt
- tekens voor groter dan en is kleiner dan invullen.
Slide 8 - Slide
INSTRUCTIE
Slide 9 - Slide
Wat voor getal is 15?
A
Positief getal
B
Negatief getal
C
Neutraal getal
D
Geen van de genoemde antwoorden
Slide 10 - Quiz
Wat voor getal is -25?
A
Positief getal
B
Negatief getal
C
Neutraal getal
D
Geen van de genoemde antwoorden
Slide 11 - Quiz
Wat is 0 voor een getal?
A
Positief getal
B
Negatief getal
C
Neutraal getal
D
Geen van de genoemde antwoorden
Slide 12 - Quiz
Tegengestelde
Tegengestelde getallen liggen op de getallenlijn even ver van 0
-3 is het tegengestelde getal van 3
-4 is het tegengestelde getal van 4
8,45 is het tegengestelde getal van -8,45
Slide 13 - Slide
Wat is het tegengestelde getal van -37?
Slide 14 - Open question
Wat is het tegengestelde getal van 9?
Slide 15 - Open question
Instructie
In de wiskunde hebben we een aantal belangrijk tekens. Deze tekens kom je vaak tegen.
= betekent gelijk aan
> betekent groter dan
< betekent kleiner dan
Slide 16 - Slide
Instructie
= betekent gelijk aan
> betekent groter dan
< betekent kleiner dan
Voorbeeld 1
2 + 2 = 4
2 plus 2 is gelijk aan 4
Slide 17 - Slide
Instructie
= betekent gelijk aan
> betekent groter dan
< betekent kleiner dan
Voorbeeld 2
5 > 4
5 is groter dan 4
Slide 18 - Slide
Instructie
= betekent gelijk aan
> betekent groter dan
< betekent kleiner dan
Voorbeeld 3
1 < 3
1 is kleiner dan 3
Slide 19 - Slide
Welk teken moet er op de stipjes komen? 2 ... 4
A
<
B
>
C
=
D
<>
Slide 20 - Quiz
Welk teken moet er op de stipjes komen? 8 ... 4
A
<
B
>
C
=
D
<>
Slide 21 - Quiz
Welk teken moet er op de stipjes komen? 2 x 5 ... 10
A
<
B
>
C
=
D
<>
Slide 22 - Quiz
Welk teken moet er op de stipjes komen? 3 x 6 ... 17