3H - les 9 - H5.3 Werken met weerstanden (draft)

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat betekent weerstand?

Slide 2 - Open question

Door een weerstand van 3,5 Ω loopt een stroom
van 5,0 A. Bereken de spanning.
A
U = 0,7 V
B
U = 1,4 V
C
U = 17,5 V
D
U = 35 V

Slide 3 - Quiz

Door een weerstand van 3,5 Ω loopt een stroom
van 5,0 A. De spanning is 17,5 V. Nu wordt de spanning 2x zo hoog. Hoe groot wordt de stroomsterkte?
A
I = 2,5 A
B
I = 5,0 A
C
I = 7,5 A
D
I = 10 A

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort schakeling
zie je hier?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort schakeling
zie je hier?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort schakeling
zie je hier?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort schakeling
zie je hier?
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling

Slide 8 - Quiz

Wat geldt er voor de stroom-
sterkte bij een parallel-
schakeling?
A
I is overal gelijk
B
I splitst zich op
C
Itot = I1 = I2 = I3
D
Itot = I1 + I2 + I3

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Drag question

Welke schakeling heeft
een grotere weerstand?
A
Links
B
Rechts

Slide 11 - Quiz

Wat kun je zeggen over de
stroomsterkte?
A
De stroomsterkte is overal gelijk
B
De stroomsterkte door R1 is groter dan door R2
C
De stroomsterkte door R1 is kleiner dan door R2

Slide 12 - Quiz

Wat kun je zeggen over de
totale stroomsterkte?
A
Is even groot als de stroomsterkte door R1
B
Is even groot als de stroomsterkte door R2
C
Is even groot als de stroomsterkte door R1+R2

Slide 13 - Quiz

Wat geldt er voor de
spanning bij een serie-
schakeling?
A
U is overal gelijk
B
U splitst zich op
C
Utot = U1 = U2 = U3
D
Utot = U1 + U2 + U3

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt de vervangingsweerstand berekenen bij serie- en parallelschakelingen.

Je kunt berekenen hoe groot de spanning over componenten in een schakeling is.

Je kunt berekenen hoe groot de stroomsterkte door componenten in een schakeling is.

Slide 15 - Slide

De formule           
Je kunt de weerstand berekenen als je de spanning en de stroomsterkte weet

R:  Weerstand in ohm (Ω)
U:  Spanning in volt (V)
I:  Stroomsterkte in ampère (A)
R=IU

Slide 16 - Slide

Stroom "afremmen"

Slide 17 - Slide

Weerstanden in serie
De stroomsterkte is overal gelijk:
Itot = I1 = I2

De spanning verdeelt zich:
Utot = U1 + U2

Slide 18 - Slide

Weerstanden parallel
De stroomsterkte verdeelt zich:
Itot = I1 + I2

De spanning is overal gelijk:
Utot = U1 = U2

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wat geldt er voor de
spanning bij een serie-
schakeling?
A
U is overal gelijk
B
U splitst zich op
C
Utot = U1 = U2 = U3
D
Utot = U1 + U2 + U3

Slide 21 - Quiz

Wat geldt er voor de stroom-
sterkte bij een serie-
schakeling?
A
I is overal gelijk
B
I splitst zich op
C
Itot = I1 = I2 = I3
D
Itot = I1 + I2 + I3

Slide 22 - Quiz


A
0 V
B
3 V
C
6 V
D
9 V

Slide 23 - Quiz


A
0 A
B
3 A
C
6 A
D
9 A

Slide 24 - Quiz


A
0 V
B
3 V
C
6 V
D
9 V

Slide 25 - Quiz


A
0 A
B
3 A
C
6 A
D
9 A

Slide 26 - Quiz

Wat hoort er op de puntjes?
A
5 A
B
1 A
C
8 A
D
4 A

Slide 27 - Quiz

Wat geldt er voor de
spanning bij een parallel-
schakeling
A
U is overal gelijk
B
U splitst zich op
C
Utot = U1 = U2 = U3
D
Utot = U1 + U2 + U3

Slide 28 - Quiz

Vervangingsweerstand
Hoe groot is de totale weerstand van meerdere weerstand




Meer weerstanden in serie is                                             
grotere weerstand                                                 

Slide 29 - Slide

Twee weerstanden van 50 Ω zijn in serie geschakeld. Hoe groot is de vervangingsweerstand?
A
1 Ω
B
25 Ω
C
50 Ω
D
100 Ω

Slide 30 - Quiz

Vervangingsweerstand
Hoe groot is de totale weerstand van meerdere weerstand




Meer weerstanden parallel is                                          is
kleinere weerstand                                              

Slide 31 - Slide

Vervangingsweerstand
Hoe groot is de totale weerstand van meerdere weerstand
Serieschakeling                                         Parallelschakeling

Slide 32 - Slide





Bereken de vervangingsweerstand. 
Gegevens:    R1 = 10 Ω
                          R2 = 20 Ω
Gevraagd:     Rv = ?
Berekening: 




Antwoord:
Rv1=R11+R21
Rv1=101+201=0,15
Rv=0,151
Rv=6,7 Ω

Slide 33 - Slide

R1 (10 Ω) en R2 (10 Ω) zijn parallel geschakeld. Hoe groot is de vervangingsweerstand?
A
R = 0,20 Ω
B
R = 1 Ω
C
R = 5 Ω
D
R = 20 Ω

Slide 34 - Quiz

Twee weerstanden zijn parallel geschakeld. R1 = 30 Ω en R2 = 50 Ω.
Bereken de vervangingsweerstand.

Slide 35 - Open question

Aan de slag
Maak van H5.3 (blz 91 en verder)

Slide 36 - Slide

Begrippen uit deze les
Serieschakeling
Parallelschakeling
Vervangingsweerstand
Totale stroomsterkte


Slide 37 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 38 - Slide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 39 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 40 - Open question

Volgende les:
Practicum

Slide 41 - Slide