This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
NEDERLANDS
Slide 1 - Slide
DOEL VAN DE LES
Je kent de regels die horen bij het meervoud en kunt deze regels toepassen.
Slide 2 - Slide
MEERVOUD
Slide 3 - Slide
MEERVOUD OP -EN
Bij veel zelfstandige naamwoorden maak je het meervoud door er 'en' achter te zetten.
een stoel - twee stoelen
een bord - twee borden
een boek - twee boeken
Slide 4 - Slide
MEERVOUD OP -EN
LET OP!!!
Als het enkelvoud een lange klinker (aa, ee, oo, uu) heeft in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker, verdwijnt een van die klinkers.
een aap - twee apen
een muur - twee muren
Slide 5 - Slide
MEERVOUD OP -EN
LET OP!!!
Als het enkelvoud een korte klinker (a, e, i, o, u) heeft in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker, komt er vaak een medeklinker bij om de klank van die klinker kort te houden.
een hek - twee hekken
een pil - twee pillen
Slide 6 - Slide
MEERVOUD OP -EN
LET OP!!!
Als het enkelvoud eindigt op een s, wordt de s vaak een z in het meervoud:
een baas - twee bazen
een wees - twee wezen
een roos - twee rozen
Slide 7 - Slide
MEERVOUD OP -EN
LET OP!!!
Als het enkelvoud eindigt op een f, wordt de f vaak een v in het meervoud:
een landgraaf - twee landgraven
een zeef - twee zeven
Slide 8 - Slide
een reis - twee ....
A
reisen
B
reizen
Slide 9 - Quiz
een kast - twee ....
A
kastten
B
kaasten
C
kasten
D
kaste
Slide 10 - Quiz
een klok - twee ....
A
klokken
B
kloken
Slide 11 - Quiz
een baan - twee ....
A
bannen
B
baanen
C
baannen
D
banen
Slide 12 - Quiz
een schroef - twee ....
A
schroefen
B
schroeven
Slide 13 - Quiz
MEERVOUD OP -S
Als de uitspraak niet verandert, dan -s eraan vast!
Na woorden die eindigen op -el, -er, -en, -em, -je, -ie: