Hoofdstuk 5 Nederland en het buitenland

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Wat is import?

1. Goederen worden uitgevoerd.
2. Goederen worden ingevoerd.

Export is.........

1. Het verkopen van producten aan het buitenland
2. Het inkopen van producten aan het buitenland

De formule voor de importquote is:

1. (Totale import : totale export) x 100
2. (Totale import : nationaal inkomen) x 100
3. (Totale export : totale import) x 100
4. (Nationaal inkomen : totale import) x 100

Een land met een open economie heeft een hoge export- en importquote.

1. Waar
2. Onwaar

Als er meer inkomsten zijn van export dan uitgaven door import dan is er een

1. Handelsoverschot
2. Handelstekort
3. Handelsbalans
4. Handelsvenwicht

Wisselkoers blijft altijd hetzelfde.

1. Juist
2. Onjuist

Als de wisselkoers van de euro stijgt:

1. verbetert onze concurrentiepositie
2. verslechtert onze concurrentiepositie

Wat is geen protectiemaatregel?

1. invoerrechten
2. importquota
3. data analyse
4. invoerverbod

Wat zijn protectiemaatregelen?

1. Overheid beschermt de eigen economie
2. de overheid beschermt de economie van een ander land
3. overheid vergoedt beschermingsmaatregelen
4. overheid belast beschermingsmaatregelen

Protectiemaatregelen zijn....

1. Handelsvrijheden
2. Handelsbelemmeringen

Wat zijn protectiemaatregelen?

1. Overheid beschermt de eigen economie
2. de overheid beschermt de economie van een ander land

Wat zijn voorbeelden van protectiemaatregelen?

1. Contingentering
2. Exportsubsidie
3. Importquota
4. Invoerrechten

Wat hoort bij vrijhandel?

1. Contingentering
2. Exportsubsidie
3. Importheffing
4. Geen belemmeringen

Vrijhandel betekent dat je

1. Geen belasting hoeft te betalen bij invoer
2. Dat je extra belasting moet betalen bij invoer

WAAR of NIET WAAR
Nederland en Rusland hebben een interne markt.

1. Waar
2. Niet waar

De EU heeft een interne markt. Dit betekent dat er...

1. vrij verkeer is van goederen en diensten
2. vrij verkeer is van personen
3. vrij verkeer is van kapitaal
4. antwoord A, B en C zijn juist.

Wat weet je al over internationale handel?

Introductie