1. wat is de persoonsvorm [drie manieren om daar achter te komen]
2. wat is het onderwerp [drie manieren om daar achter te komen]
3. staat het onderwerp in het meervoud of in het enkelvoud?
4. in welke tijd staat de persoonsvorm (en dus de hele zin)?
Tegenwoordige tijd: a) hele werkwoord =
b) stam =
c) ik-vorm =
persoonsvorm → ik-vorm bij 'ik' als onderwerp
persoonsvorm → ik-vorm + t bij 'jij, hij, zij, het, men'