Als er onduidelijkheden zijn laat het dan even weten.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Voorbereiding PTA werken op de administratie
Log in op LessonUp met je eigen naam
Maak notities
Als je een vraag niet weet zet je een vraagteken
Als er onduidelijkheden zijn laat het dan even weten.
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Wat is het verschil tussen te betalen en te vorderen btw?
Slide 2 - Open question
This item has no instructions
De Giftshop haalt € 100,- van de bank en stopt dit in de kas. Welke grootboekrekeningen veranderen voor de Giftshop?
A
Geld onderweg neemt toe en kas neemt toe
B
Geld onderweg neemt af en kas neemt toe
C
Bank neemt af en kas neemt toe
D
Bank neemt toe en kas neemt af
Slide 3 - Quiz
Je maakt ALTIJD eerst gebruik van een tussenrekening. In dit geval schrijf je dus eerst het bedrag af van tussenrekening geld onderweg (debiteren) en als het bankafschrift er is boek je het bedrag weer terug op tussenrekening geld onderweg (crediteren) en af van de bank.
Van een paar sneakers zijn deze gegevens bekend: - inkoopprijs € 150,- - winstopslag 75% - btw 21% Wat wordt de consumentenprijs?
Slide 4 - Open question
Stap 1: Bereken vanuit inkoopprijs de nettoverkoopprijs (verkoopprijs ex btw)
3 manieren:
1) 150/100 x 175 =262,50 (nettoverkoopprijs)
2) 150 x 1,75 = 262,50
3) 150/100 x 75 = 112,50 (brutowinst)
En dan:
150 + 112,50 = 262,50
Stap 2: Bereken daarna vanuit de nettoverkoopprijs de consumentenprijs (incl. btw)
Ook 3 manieren:
1) 262,50 /100 x 121= 317,63 (consumentenprijs)
2) 262,50 x 1,21 = 317,63
3) 262,50/100 x 21 = 55,13
En dan
262,50 + 55,13= 317,63
Een eigenaar haalt € 150,- van de bank voor eigen gebruik. Welke grootboekrekeningen veranderen?
A
Bank neemt toe en privé neemt af
B
Privé neemt toe en bank neemt af
C
Geld onderweg neemt toe en privé neemt af
D
Privé neemt toe en geld onderweg neemt af
Slide 5 - Quiz
This item has no instructions
Wat is het verschil tussen crediteuren en debiteuren?
Slide 6 - Open question
Crediteur is een leverancier die nog moet worden betaald.
Debiteur is een klant die nog moet betalen.
A) Als je goederen verkoopt dan nemen je Opbrengst Verkopen toe/af. B) Je moet de grootboekrekening Opbrengst Verkopen debiteren/crediteren.
Slide 7 - Open question
Debiteren = van rekening afboeken
Crediteren = op rekening bijboeken
1)Toe
2)crediteren
Als je een crediteur betaalt dan neemt deze grootboekrekening:
A
Toe (crediteren)
B
Af (debiteren)
Slide 8 - Quiz
This item has no instructions
Als er geld op de bank is bijgeschreven dan neemt deze rekening:
A
Af (debiteren)
B
Toe (crediteren)
Slide 9 - Quiz
This item has no instructions
Van de Giftshop zijn de volgende gegevens bekend. Omzet: € 10.000,-Inkoop: € 2.500,-Overige kosten € 1.500,- De gemiddelde verkoopprijs per product bedroeg in deze periode € 150,00.
Bereken de afzet.
Slide 10 - Open question
Omzet = afzet x verkoopprijs
De afzet is: 10.000/150= 66,67 stuks afronden heel getal dus 67 stuks
Welk resultaat toont dit resultatenoverzicht?
Welk resultaat toont dit overzicht?
A
Een nettowinst van € 300,00
B
Een brutowinst van € 2.400,00
C
Een brutoverlies van € 2.400,00
D
Een nettoverlies van € 300,00
Slide 11 - Quiz
Opbrengst verkopen = omzet
Inkoopprijs verkopen = Inkoopwaarde van de omzet
Resultaat (nettowinst)=
Opbrengst verkopen - alle kosten (incl. inkoopprijs verkopen)
2100 - 2400 = -300 (nettoverlies van 300)
Hoeveel is de brutowinst in het overzicht?
Slide 12 - Open question
Brutowinst = Opbrengst verkopen (omzet) - Inkoopprijs verkopen (inkoopwaarde van de omzet)
2100 - 1500 = 600
In 2016 was de netto-omzet van een gemiddelde sportwinkel € 2.500.000. Hoeveel waren de huisvestingskosten van een gemiddelde sportwinkel in 2016? Rond af op hele euro’s.
Slide 13 - Open question
€2.500.000/100 x 7 = €175.000
1) De aanschaf van een DPM is dat een uitgave of zijn het kosten? 2) Het saldo van welke grootboekrekening neemt toe bij de aanschaf van een DPM?
Slide 14 - Open question
1) Uitgave
2) Inventaris
Een klant koopt een paar Nike's met korting voor €125,- (incl. btw) De oude prijs was € 230,- (ex btw) Het btw tarief is 21%. Bereken de korting
Slide 15 - Open question
Uitwerking: Haal eerste de btw uit de nieuwe prijs en trek daarna de nieuwe prijs (ex btw) van de oude verkoopprijs af.
Stap 1: €125,-/121 x 100 = €103,31 (nieuwe prijs ex btw)