H6.2

Hoofdstuk 6
1 / 14
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6

Slide 1 - Slide


➤Waarom was Amsterdam belangrijk in de Gouden Eeuw?
A
Amsterdam was een stapelmarkt
B
In Amsterdam woonde de koning.
C
Toeristen vonden Amsterdam een mooie stad

Slide 2 - Quiz


Leg uit hoe de driehoekshandel werkt

Slide 3 - Slide


➤Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 4 - Quiz

Leg uit dat de VOC een voorbeeld is van Handelskapitalisme

Slide 5 - Slide

6.2 Machthebbers in Europa
Aan het einde van deze les weet je:
  • wie in Nederland de macht in handen hadden.
  • met welke landen Nederland in oorlog was.
  • hoe de Franse koning erg machtig werd.
  • op welke manier de Engelse koning minder machtig werd.

Slide 6 - Slide

Hoe noemen we de bestuurders van de gewesten?

Slide 7 - Open question

Hoe heet de hoogste regent?
A
Regent
B
Stadhouder
C
Vorst
D
Staten

Slide 8 - Quiz

Staten-Generaal
stadhouder
regent
Staten
gewesten
de hoogste regent
het bestuur van een gewest
Rijke burgers die steden en gewesten bestuurden.
een gebied dat zichzelf bestuurt
hier kwamen bestuurders samen om beslissing te maken op landsniveau

Slide 9 - Drag question

welke uitspraak hoort niet bij Lodewijk XIV?
A
Zonnekoning
B
Paleis van Versailles
C
Absolutisme
D
Alleen edelen beslissen met mij mee.

Slide 10 - Quiz

Wat is absolutisme?
A
Waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt
B
Waarbij de vorst moet luisteren naar de adel
C
Waarbij de macht van de adel groter is dan die van de vorst
D
Waarbij de macht van de vorst wordt beperkt

Slide 11 - Quiz

Wie was de "Zonnekoning"?
A
Charles de Gaulle
B
Lodewijk / Louis XIV
C
Napoléon Bonaparte
D
Le Cardinal Richelieu

Slide 12 - Quiz

Wie maakte de wetten in het Engeland van de 17e eeuw?
A
De koning
B
Het parlement
C
Koning en parlement samen
D
De gouverneur

Slide 13 - Quiz

Kijk de opdr. 6.1 na.

Slide 14 - Slide