1. De welvaart steeg
2. Mensen werden beter opgeleid
3. Vijfdaagse werkweek ( Nederlanders trokken erop uit.)
4. Opbouw verzorgingsstaat (uiterkingen voor ouderen of zieken)
5. Jongeren gignen minder naar de kerk en vonden het minder belangrijk wat hun zuil vond.
6. Voortaan koos je een voebalclub die je leuk vond, niet omdat deze katholiek of protestant was.
Zo werden de zuilen steeds minder belangrijk. (eerst kregen ze hulp van hun zuil)