Herhaling PC + ww-en op -er + être au présent

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour tout le monde!

Aujourd'hui on va...

-Leren over de  passé composé en herhalen van de regelmatige werkwoorden op -er

Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Een vervoeging van avoir maken

Maak de stam van het werkwoord op -er

Plak 'é' achter de stam

Zoek het onderwerp

Verschil tussen présent en 

passé composé

Présent = tegenwoordige tijd/ gebeurt nu (ik geef)

Passé composé = voltooid tegenwoordige tijd / is gebeurd (ik heb gegeven)

Présent = je donne

passé composé = j'ai donné

Wanneer gebruik je de
passé composé?

1. Om te vertellen dat je nu iets doet.
2. Om te vertellen dat je iets in de toekomst gaat doen.
3. Om te vertellen dat je iets hebt gedaan.
4. Om te vertellen dat je iets niet gaat doen.

Verbind de vervoegingen van avoir met het correcte onderwerp.

Je/J'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

avons

ont

a

as

avez

ai

In welke zin staat de passé composé?

1. Ik speel
2. Ik speelde
3. Ik zou spelen
4. Ik heb gespeeld

Zet in de passé composé:
Tu (écouter)

1. es écouté
2. as écouté
3. a écoute
4. ont écouté

Zet in de passé composé:
Ils (refuser)

1. ont refusé
2. a refusé
3. est refusé
4. sont refusé

Zet in de passé composé:
Wij hebben gewoond (habiter)

Zet in de passé composé:
Zij hebben gekocht
(vrouwelijk meervoud)(acheter)

De regelmatige werkwoorden op -er in de présent

Als je de regel toepast, dan kan je alle regelmatige werkwoorden op -er vervoegen.

Stap 1: Zoek het onderwerp ( wie doet het)

Stap 2: Maak de stam van het werkwoord => hele ww -er

Stap 3: Plak de uitgangen achter de stam: -e-es-e-ons-ez-ent

                De uitgangen

Onderwerp	Stam	Uitgang	Eindproduct
Je	donn-	e	je donne
Tu	donn-	es	tu donnes
Il/elle/on	donn-	e	il donne
Nous	donn-	ons	nous donnons
Vous	donn-	ez	vous donnez
Ils/elles	donn-	ent	ils donnent

Ezelsbruggetje

De hoofdletters zijn de uitgangen op de ww-en op -ER!

Je - stam + Een

Tu - stam + ESkimo

Il/elle/on - stam + Eet

Nous - stam + ONS

Vous - stam + EZeltje

Ils/elles - stam + ENTerecht

Vervoeg correct:
(aimer) ik houd van

1. Tu aimes
2. J'aime
3. il aime
4. Nous aimons

(rencontrer) Wij ontmoeten

(jouer) Jullie spelen

(tomber) Marie valt

(commander) Ik bestel

(travailler) men werkt

Zet de correcte vervoegingen bij de onderwerpen.

Je

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

est

sont

suis

sommes

es

êtes

Het werkwoord in de vorige vraag was...?

1. Etre
2. Avoir
3. Faire
4. Een werkwoord op -er

het werkwoord uit de vorige vraag betekent?

1. Hebben
2. Zijn of worden
3. Doen of maken
4. Praten

Comment s'est passé?

• Hoe is het gegaan?
• Bij welke werkwoorden moet je nog meer de focus leggen?
• Ken je de persoonlijk voornaamwoorden (je, tu, il...) al goed?
• Kan je de werkwoorden op -er vervoegen aan de hand van de gegeven stappen of ezelsbruggetje?
• LET OP: mensen die havo doen moeten het werkwoord 'faire' in de tegenwoordige tijd leren en VWO doet 'aller' er extra bij!!