L'imparfait

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme pour aujourd'hui
Interrogation du vocabulaire B
L'imparfait
Au travail!
Quiz
Les devoirs

Slide 2 - Slide

behalve =
A
ensemble
B
avant
C
puis
D
sauf

Slide 3 - Quiz

Vertaal naar het Frans: Wat is je lievelingsliedje?

Slide 4 - Open question

Vertaal naar het Nederlands: Mon père rêve de jouer de la guitare.
A
Mijn vader wil gitaar spelen.
B
Mijn vader droomt van gitaar spelen.
C
Mijn vader speelt gitaar.
D
Mijn vader gaat gitaar spelen.

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Frans: Ik weet het niet.

Slide 6 - Open question

Vertaal naar het Nederlands: Puis, il va suivre des cours.
A
Daarna gaat hij lessen volgen.
B
Eerst gaat hij lessen volgen.
C
Daarna volgt hij lessen.
D
Vroeger volgde hij lessen.

Slide 7 - Quiz

Welke woorden zijn signaalwoorden van tijd (meerdere antwoorden mogelijk)?
A
parce que
B
avant
C
d'abord
D
puis

Slide 8 - Quiz

L'imparfait
Wat is het?          -         Een verleden tijd die gebruikt wordt bij
beschrijvende gebeurtenissen en gewoontes uit het verleden.

- Le concert était génial.
- La chanteuse portait une jupe magnifique.
- Je jouais toujours au foot.
- Ma soeur regardait les Simpsons tous les jours.

Slide 9 - Slide

L'imparfait - Hoe maak je hem?
Stap 1: Pak de nous-vorm van de tegenwoordige tijd.
Stap 2: Haal 'ons' ervan af.
Stap 3: Voeg de volgende rode uitgangen toe:
   je                 -    ais                      nous          -      ions
  tu                 -     ais                     vous           -      iez
  il/elle/on   -     ait                      ils/elles     -     aient

Slide 10 - Slide

L'imparfait - Exemple
chanter
Stap 1: nous chantons
Stap 2: chant
Stap 3: je chantais, tu chantais, il/elle/on chantait, nous chantions, vous chantiez, ils/elles chantaient (= ik zong, jij zong, hij/zij/men zong, wij zongen, jullie zongen, zij zongen)

Slide 11 - Slide

L'imparfait - Onregelmatige ww.
être - j'étais, tu étais, il/elle/on était, nous étions, vous étiez, ils/elles étaient  (het was = c'était)

avoir - j'avais, tu avais, il/elle/on avait, nous avions, vous aviez, ils/elles avaient

il y a - il y avait

Slide 12 - Slide

Au travail!
1. D'abord, tu fais les exercices 13b/d/e, 14 et 15.
2. Après, tu fais SlimStampen phrases-clés D.

Tu es de retour à 10:00. On fait un quiz.

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste vorm van de imparfait? Ils .......... (aimer) la musique classique.
A
aiment
B
aimions
C
aimiez
D
aimaient

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de imparfait? Nous ........ (être) toujours ensemble.
A
êtrions
B
étions
C
étiez
D
étaient

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de imparfait? Tu ............ (vouloir) acheter un cadeau.
A
voulais
B
voulait
C
voulions
D
vouliez

Slide 16 - Quiz

Vertaal naar het Frans: Marie had een hond.
A
Marie a eu un chien.
B
Marie avais un chien.
C
Marie avait un chien.
D
Marie avons un chien.

Slide 17 - Quiz

Les devoirs
Les devoirs pour jeudi le 18 février:
- Finir les exercices 13b/d/e, 14 et 15
- Apprendre les sources C (imparfait) et D (phrases-clés)

Slide 18 - Slide