3H/V - les na appr. 3 - deel 2

Lesdoel:
- Je kunt het werkwoord écrire vervoegen in de gevraagde tijden
- Je kunt een gebiedende wijs maken in het Frans
- Je kunt een lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk vnw.
-  Je leert hoe je een meewerkend voorwerp kunt vervangen door
een persoonlijk vnw. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel:
- Je kunt het werkwoord écrire vervoegen in de gevraagde tijden
- Je kunt een gebiedende wijs maken in het Frans
- Je kunt een lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk vnw.
-  Je leert hoe je een meewerkend voorwerp kunt vervangen door
een persoonlijk vnw. 

Slide 1 - Slide

Vervoeg op de juiste manier

Slide 2 - Slide

elle écrit
nous avons écrit 
ils écrivaient 
je vais écrire
tu écriras
écris!
présent 
imparfait 
futur proche
passé composé 
futur simple
impératif

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Wacht! (tegen jouw vrienden)
A
Attends!
B
Attend!
C
Attendez!
D
Attendons!

Slide 5 - Quiz

Laten we naar het strand gaan!
A
Allez à la plage!
B
Va à la plage!
C
Vas à la plage!
D
Allons à la plage!

Slide 6 - Quiz

Wees lief voor jouw zusje Lucas!
A
Sois gentil pour ta soeur Lucas!
B
Soyez gentil pour ta soeur Lucas!
C
Soyons gentil pour ta soeur Lucas!
D
Suis gentil pour ta soeur Lucas!

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Wat is in het Nederlands een COI?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 9 - Quiz

Nous téléphonons à nos grands-parents.
Wat is het COI?
A
nous
B
à nos grands-parents
C
téléphonons

Slide 10 - Quiz

Wat is de plaats van de COI in de zin?
A
voor de persoonsvorm
B
voor het voltooid deelwoord
C
voor het zelfstandig naamwoord
D
voor het onderwerp

Slide 11 - Quiz

Behalve...?
A
...als er geen persoonsvorm is
B
...als er een lijdend voorwerp in de zin staat
C
...als er een heel ww in de zin staat
D
...behalve niets

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (COI) in deze zin:
Je donne le livre à ma soeur.
A
donne
B
à ma soeur
C
je
D
le livre

Slide 13 - Quiz

Vervang het meewerkend voorwerp:
Je donne le livre à ma soeur.
A
Je lui donne le livre.
B
Je lui donne le livre à ma soeur.
C
Je donne lui le livre.
D
Je donne lui le livre à ma soeur.

Slide 14 - Quiz

Vervang nu het COI én het COD:
Je donne le livre à ma soeur.

Slide 15 - Open question

In welke zin is het COI goed vervangen?
Je vais donner le cadeau à Paul et Tom.
A
Je le cadeau leur vais donner.
B
Je vais donner le cadeau leur.
C
Je leur vais donner le cadeau.
D
Je vais leur donner le cadeau.

Slide 16 - Quiz

COI
Plaats is vóór de persoonsvorm!
Behalve als er een heel ww in de zin staat

Slide 17 - Slide

Je mange une pizza au restaurant.
une pizza = ?
A
COD
B
COI

Slide 18 - Quiz

Il parle à son prof de biologie.
à son prof de biologie = ?
A
COD
B
COI

Slide 19 - Quiz

COI
Het meewerkend voorwerp wordt voorafgegaan door een voorzetsel:
à, au, à l’, aux

Slide 20 - Slide