PSY A les 6 (herhaling H2 en 3)

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

PSY-A les 6

Rachael Demir-Mutlu

Planning

• Presto
• Niet ingeleverd werk: Werkboek, Spiektabel, groeiboekje, verlanglijstje
• Terugblik H2 en H3
• Zelfstandig werken
• Afsluiten

Opdrachten werkboek H2

Moet het nog inleveren:

- Melanie Gaasbeek

- Sharina Hammink

- Joël Nijhuis

- Kelsey Poppinghaus

- Susan van de Aa.

Deadline: 10 januari 23.59 uur 

Groeiboekje

Geen groeiboekje ontvangen:

- Sharina Hammink

- Lotte Mengerink

- Susan van Aa

- Anne Vossenbeld

Deadline: 10 januari 23.59 uur 

Spiektabel

Niets ontvangen:

- Jaylin de Vries

- Sharina Hammink

- Kelsey Poppinghaus

- Ismay Thomson

- Susan van Aa.

- Isa van Dorp

- Anne Vossenbeld    

Hoef je niet meer in te leveren: dit is puur een kans voor fb. (eigen verantwoordelijkheid)

Verlanglijstje

Niet voldaan: Feedback aanpassen en 10 januari 23.59 uur inleveren via teams

Niet aanwezig: Vóór 10 januari 23.59 uur inleveren (niet ingeleverd = geen toets)

Boek en werkboek

NU Pedagogisch Werk Basisboek Opvoeding en Ontwikkeling H2 Het lichaam ontwikkelt

H2.1 vraag 5
De lichamelijke ontwikkeling is één van de ontwikkelingsgebieden bij kinderen. Noem nog twee gebieden.

H2.2 vraag 2
Een baby blijft na de geboorte een tijdje in een gerolde houding liggen. Hoe noemen we deze houding?

Wijs de zachte plekken op het hoofd van de baby aan en leg
 uit waarom een baby deze plekken op zijn hoofd heeft.

H2.2 vraag 4

H2.2 vraag 7
Op welke leeftijd hebben de meeste jongens een groeispurt en op welke leeftijd gebeurt dit bij de meisjes?

1. Meisjes: 11 - 15 jaar Jongens: 12 - 15 jaar
2. Meisjes: 10 - 14 jaar Jongens: +/- 13 jaar - 16 jaar
3. Meisjes: 12 jaar Jongens: 12 jaar
4. Meisjes: 12-15 jaar Jongens: +/- 14 jaar - 16 jaar

Hoe noemen we het de grafiek op deze dia en waarvoor wordt zo'n grafiek gebruikt?

H2.2 vraag 8

H2.3 vraag 1
Je lichaam leert vanaf de babytijd simpele tot steeds complexere bewegingen te maken.

Hoe noemen we deze ontwikkeling?

1. Lichamelijke ontwikkeling
2. Seksuele ontwikkeling
3. Motorische Ontwikkeling
4. Sociale ontwikkeling

Noteer minimaal 3 activiteiten die de fijne motoriek van een kind stimuleren.

H2.3 vraag 2

H2.3 vraag 5

Noem drie reflexen die bij pasgeboren baby's aanwezig zijn en die verdwijnen als de baby wat ouder wordt.

grijpreflex, zoekreflex en zuigreflex.

H2.3 vraag 7

Een baby ziet de eerste twee weken van zijn leven nog niet veel en ruikt vooral de geur van de moeder en herkent haar stem.

1. Waar
2. Niet waar

H2.3 vraag 10

Rond welke leeftijd zal een baby meestal proberen los te gaan staan?

1. 6-7 maand
2. 11-12 maand
3. 13-14 maand
4. 15-18 maand

H2.4 vraag 4

Een jong basisschoolkind vindt het vaak moeilijk om stil te zitten. Leg uit hoe dat komt.

Bewegingsdrang:
Een jong basisschoolkind kan veel ingewikkelde bewegingen al uitvoeren. Het is dan moeilijk om stil te zitten. Daarom zijn lange perioden waarin ze zich moeten concentreren soms moeilijk. Hun lijf vraagt gewoon om lekker te mogen bewegen. Dat noem je bewegingsdrang.

H2.4 vraag 6
Geef 2 voorbeelden van hoe een puber zijn fijne motoriek nog verder kan ontwikkelen.

H2.5 vraag 1

Hoe noem je de fase waarin baby's met hun mond dingen ontdekken?

1. anale fase
2. linguïstieke fase
3. motorische fase
4. orale fase

bevredigend gevoel krijgen door iets in de mond te stoppen

H2.5 vraag 3

In welke leeftijdsfase beginnen kinderen op de wc of onder de douche hun privacy belangrijk te vinden

1. 9 jaar
2. 7-9 jaar
3. 6-9 jaar
4. 8 jaar

Hoe komt het dat kinderen dit belangrijk gaan vinden?

Op deze leeftijd maken kinderen onderscheid tussen jongens en meisjes. niet alleen fysiek maar ook gevoelsmatig. Ze merken dat ze anders in elkaar zitten en anders reageren op dingen. dat is interessant, verwarrend en aantrekkelijk.

Boek en werkboek

NU Pedagogisch Werk Basisboek Opvoeding en Ontwikkeling H3 Denken en Leren

H3 Oriëntatievragen: Vraag 4. Men zegt dat kinderen veel sneller dingen kunnen leren dan oudere mensen. Noem twee dingen die volgens jou moeilijker te leren zijn als je ouder bent.

Taal, nieuwe sport

3.1: Vraag 1A. Over welke hersenhelft gaat het?
Je komt de klas binnen en ruikt een vreemde lucht:

1. Linker hersenhelft
2. Rechter hersenhelft

3.1: vraag 1C. Over welke hersenhelft gaat het?
Je controleert je uitgaven door de bedragen van drie kassabonnen bij elkaar te tellen.

1. Linker hersenhelft
2. Rechter hersenhelft

3.1: vraag 2. Je hersenen bestaan uit regelkamers. Leg uit wat hiermee bedoelt wordt

3.1: vraag 4. Leg uit wat voor je hersenen één van de belangrijkste manieren is om informatie langere tijd te kunnen vasthouden.

3.1 Leg uit wat voor je hersenen één van de belangrijkste manieren is om informatie langere tijd te kunnen vasthouden.

3.1 Wat is een 'Tabula Rasa'?

1. Geschreven blaadje
2. Blanco A4tje
3. Onbeschreven blaadje
4. Omgevingsinvloed

3.2 vraag 1: Hieronder zijn 3 belangrijke aspecten van de cognitieve ontw. toegevoegd. Welke uitleg hoort bij welk aspect?

Onthouden en weer herinneren van informatie

Hoe je waarneemt, herinnert, denkt, redeneert en begrijpt

Controle hebben over waar je op let en concentratie (een voorwaarde voor cognitie)

Het geheugen

De cognitie

De aandacht

Normen en waarden zijn belangrijk in het dagelijks leven. Welke van onderstaande antwoorden is een norm?

1. Eerlijkheid
2. Bij Rachael thuis doe je je schoenen uit voordat je de woonruimte inloopt.
3. Respect
4. Vrijheid

H3.2 vraag 3: Welke stelling is waar?
1. Het gedrag van een kind zegt iets over zijn cognitieve ontwikkeling.
2. Het stellen van vragen door een kleuter zegt iets over zijn cognitieve ontwikkeling.
3. Cognitieve ontwikkeling vindt vooral op school plaats.
4. Dingen leren, onthouden en toepassen zijn voorbeelden van cognitieve ontwikkeling.

1. Stelling 1, 2, 3 en 4 zijn waar
2. Stelling 2 en 3 zijn waar
3. Stelling 1, 2 en 4 zijn waar
4. Stelling 2 is waar

H3.2 vraag 4B Geef een voorbeeld van waarde en norm.

Waarden zijn ideeën over wat goed en fout gedrag is en normen zijn regels voor gedrag die vanuit deze waarden komen.

H3.2 vraag 5A
Behavioristen gaan er vanuit dat.....

1. een kind nog geen vaste gewoonten en gedragingen heeft als het net geboren is.
2. een kind leert door te experimenteren.
3. kinderen leren door samen ervaringen op te doen met de omgeving waarin ze opgroeien.

Hoe noemen we het honden-experiment van Ivan Pavlov?

1. Constructivisme
2. Cognitie
3. Conditioneren
4. Conditioneel

Volgens Piaget ontwikkelen kinderen zich in 4 fasen. Wat is de eerste fase?

1. Preoperationele fase
2. Concreet operationele fase
3. Formeel operationele fase
4. Sensomotorische fase

Volgens Piaget ontwikkelen kinderen zich in 4 fasen. Hoe oud is een kind die in de concreet operationele fase zit?

1. 0-2 jaar
2. 2-6 jaar
3. 6-12 jaar
4. 12-15 jaar

Volgens Piaget ontwikkelen kinderen zich in 4 fasen. Bij welke fase hoort de volgende uitleg:

Ruimtelijk en abstract denken is in ontwikkeling. Logisch denken ontwikkelt zich.

1. Formeel operationele fase
2. Sensomotorische fase
3. Concreet operationele fase
4. Preoperationele fase

3.2: vraag 8. Vink de juiste antwoorden aan.
Volgens Skinner kun je mensen en dieren bijna alles leren als je:

1. Ze hun fouten afleert.
2. Het gewenste gedrag maar beloont
3. Weet dat hun gedrag bij hun persoonlijkheid past.
4. Geen aandacht schenkt aan ongewenst gedrag.

3.2 vraag Waar of niet waar?
Constructivisme gaat over het samen ervaringen opdoen in de omgeving waarin je opgroeit en leren van deze ervaringen met de mensen met wie je opgroeit.

1. Waar
2. Niet waar

Vygotsky en Gagne behoren tot de volgende stroming:

1. Behaviorisme
2. Cognitivisme
3. Constructivisme

Huiswerk

NU Pedagogisch Werk Basisboek Opvoeding en Ontwikkeling H3.3 Denken en Leren

Boek: Lezen H3.3

Werkboek: maken H3.3

Afsluiten