H4 EMU-muntunie

Wereldeconomie hoofdstuk 4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Wereldeconomie hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan uitleggen wat de invloed van een renteverandering is op bestedingen- en kosteninflatie
  • Ik kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het interveniëren van de CB
  • Ik kan uitleggen wat de gevolgen voor het beleid van de CB zijn wanneer er sprake is van een muntunie.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil tussen convergentie en divergentie is

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Waar denk je aan bij 'integratie van de Europese economie'?

Slide 7 - Mind map

NIET Europese Unie
WEL Europese Unie
Noorwegen
Nederland
Zwitserland
Italië
Verenigd Koninkrijk
Denemarken
Turkije
Oekraïne

Slide 8 - Drag question

Instructie: muntunie
1 munt --> geen wisselkoersflexibiliteit
voordeel: transactiekosten van handel lager
nadeel: wisselkoersinstrument en rente-instrument vallen weg (gevolg --> arbeidsmarkt schokdemper d.m.v. arbeidsmigratie of loonaanpassingen)

Slide 9 - Slide

Wat is het verschil is tussen convergentie en divergentie?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Nederland is een
Netto betaler aan de EU
Netto ontvanger in de EU

Slide 13 - Poll

Een netto-betaler heeft alleen nadeel van de Europese unie
Juist
Onjuist

Slide 14 - Poll

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Staatsschuldquote
De staatsschuldquote is staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen. Deze mag maximaal 60% zijn.

Slide 18 - Slide

De staatsschuld is een voorbeeld van een ...
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 19 - Quiz

Wat is juist over het Stabiliteits en groei pact?
A
het begrotingstekort mag 60% bbp zijn
B
het begrotingstekort mag 3 miljard euro zijn
C
landen >60% schuld verliezen lidmaatschap
D
>60% schuld betekent in theorie een boete

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Wat is de Nederlandse staatsschuld op dit moment?

A
501 miljard euro
B
377,3 miljard euro
C
223,6 miljard euro
D
378,6 miljard euro

Slide 22 - Quiz

Hoe kan een te hoge staatsschuld inflatie veroorzaken?
A
er is te veel aanbod van producten
B
er is te veel vraag naar producten
C
de concurrentie positie verbetert
D
de concurrentie positie verslechtert

Slide 23 - Quiz

Te hoge staatsschulden en overheidstekorten leiden tot
een verhoging van de rente
een verlaging van de rente

Slide 24 - Poll

Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.

Tegenovergestelde is een 
begrotingsoverschot. 


Slide 25 - Slide

Waarom deze afspraken?

- Hoge overheidstekorten kunnen inflatie veroorzaken
- Hoge overheidstekorten kunnen de rente opdrijven
- Hoge overheidstekorten kunnen overheidstaken in gevaar brengen

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Financieringstekort
inkomsten - uitgaven = begrotingstekort 
Begrotingstekort - aflossing staatsschuld= financieringstekort
Financieringstekort= toename staatsschuld

Slide 28 - Slide

Het overheidstekort wordt gezien als uitgestelde vorm van belastingbetaling omdat de overheid die nu een begrotingstekort heeft, dit in de toekomst met de belastingen zal moeten dekken. De inkomsten bestaan al voor een groot deel uit belastingen, maar deze kunnen in de toekomst verhoogd worden om inkomsten dichter bij de uitgaven te brengen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Financieringstekort
is ook een voorbeeld van ruilen over de tijd.
Waarom?
De overheid geeft nu meer geld uit dan dat er binnen komt. Ze investeren dit geld om in de toekomst meer economische groei te creëren.

-->Uitgestelde belastingheffing 
(de rente- en aflossingsverplichtingen worden met toekomstige belastinginkomsten betaald)

Slide 30 - Slide

Welke stelling is juist?

Het inverdieneffect van extra overheidsuitgaven betekent dat...
A
de overheid belastingen verhoogt om extra bestedingen te betalen
B
de overheid alleen geld steekt in winstgevende projecten
C
de overheid de uitkeringen moet verlagen om de extra bestedingen te financieren
D
door de extra uitgaven de economie meer groeit en daardoor de belastingontvangsten stijgen

Slide 31 - Quiz