Vaak gebruik je goederen om in je behoeften te voorzien. Goederen zijn tastbare producten, je kunt ze aanraken. Er zijn verbruiksgoederen, zoals een broodje of een flesje water. Die verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op. Er zijn ook gebruiksgoederen, zoals een game of een laptop. Die gaan langere tijd mee, je gebruikt ze vaker.
Je kunt ook met diensten in je behoeften voorzien. Diensten zijn niet-tastbare producten. Als iemand een dienst verleent, doet hij iets voor jou, zoals een fietsenmaker die je fiets repareert.