DV2GH

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Voorbereiding toets

Habt Ihr ein gutes Gefühl für den Test?

Nieuws van de week video quiz

😒🙁😐🙂😃

Wat is "ontbijt" in het Duits

1. Frühstück
2. Abendbrot
3. Baum
4. Mittag essen

Wat zijn "schoenen" in het Duits?

1. Socken
2. Schuhe
3. schön
4. Schiene

Mag ik aub de plattegrond zien?

1. Darf ich bitte den Stadtplan sehen?
2. Darf ich bitte das Buch haben?
3. Gib mir den Stadtplan!
4. Gib mir den Stift.

Essen Sie gerne Fleisch?

1. Eet u graag vis?
2. Eet u graag varkensvlees?
3. Eet u graag fruit?
4. Eet u graag vlees?

Haben Sie das Obst gefunden?

1. Heeft u de groente gevonden?
2. Heeft u de oliven gevonden?
3. Heeft u het fruit gevonden?
4. Heeft u de andijvie gevonden?

Kann ich hier ein Buch kaufen?

1. Kan ik hier een bier kopen?
2. Kan ik hier een auto kopen?
3. Kan ik hier fruit kopen?
4. Kan ik hier een boek kopen?

Wat is het Duitse jeugdwoord van het jaar 2021?

1. Bro
2. Sus
3. Cringe
4. lost

Was ist Ihr Lieblingsessen?

1. Wat is uw favoriete boek?
2. Wat is uw favoriete kleur?
3. Wat is uw favoriete eten?
4. Wat is uw favoriete seizoen?

Sind die Geschäfte am Sonntag offen?

1. Zijn de winkels op zaterdag open?
2. Zijn de winkels op zondag open?
3. Waar zijn de winkels?
4. Wanneer zijn de winkels open?

Welche Zeitungen haben Sie?

1. Welke krant leest u?
2. Welke krant heeft u?
3. Welke krant koop jij?
4. Heeft u krentenbollen?

Wat is het Duitse jeugdwoord van het jaar 2022?

1. Crunch
2. slay
3. Digga
4. Smash

Darf ich hier rauchen?

1. Mag ik hier roken?
2. Mag ik roken?
3. Ik kan hier roken.
4. Ik mag niet roken

Hoeveel stoelen staan daar?

1. Wieviele Tische stehen dort?
2. Wieviele Stühle benutzen Sie?
3. Wieviele Stühlen haben Sie?
4. Wieviele Stühle stehen dort?

Hat er die Tasche gefunden?

1. Waar is de tas?
2. Heeft hij de tas gevonden?
3. Wie heeft de tas?
4. Wanneer is de tas voor het laatst gezien?

Hat sie das Besteck gesucht?

1. Heeft zij het bestek gevonden?
2. Heeft zij het bestek gezocht?
3. Heeft hij het bestek gezocht?
4. Wie heeft het bestek gezien?

Hat er den Stift mitgenommen?

1. Wie heeft de pen?
2. Waar is de pen?
3. Heeft zij de pen meegenomen?
4. Heeft hij de pen meegenomen?

Haben Sie die Bücher gelesen?

1. Zijn die boeken nodig?
2. Heeft zij die boeken nodig om te studeren?
3. Heeft u die boeken gelezen?
4. Heeft hij die boeken gelezen?

Was ist mit dem Apfel passiert?

1. Wat is er met de auto gebeurd?
2. Wat is er met de appel gebeurd?
3. Waar is de appel?
4. Wie heeft de appel?

Möchten Sie ein Glas?

1. Wie heeft een glas?
2. Wilt u een gans?
3. Mag ik een glas?
4. Wilt u een glas?

Moet jij een horloge hebben?

1. Muss er eine Uhr haben?
2. Musst du eine Zeitung haben?
3. Musst du eine Uhr haben?
4. Muss sie ein Buch haben?

Heeft u een kurkentrekker?

1. Haben Sie einen Korkenzieher?
2. Hast Du eine Flasche?
3. Haben Sie eine Flasche?
4. Hast Du einen Korkenzieher?

Wie heisst der deutsche Bundeskanzler?

1. Gerhard Schröder
2. Angela Merkel
3. Mark Rutte
4. Olaf Scholz

Hoe vinden jullie Lesson up?

😒🙁😐🙂😃

einde

Einde