Much / Many / A lot of / (a) few / (a) little

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's  goal:

Je kan de juiste hoeveelheden aangeven in een zin d.m.v. woorden als veel, een paar, een beetje en weinig.

Slide 2 - Slide

Weet jij welke woorden je in het Engels kunt gebruiken voor veel, een beetje, een paar en weinig?

Slide 3 - Slide

veel / weinig

Slide 4 - Mind map

Welke woorden kun je gebruiken om VEEL te zeggen in het Engels?
A
a lot of
B
much
C
many
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 5 - Quiz

VEEL
much = enkelvoud of ontelbaar

much sugar
much time
much homework
much coffee


Slide 6 - Slide

VEEL
many = meervoud of telbaar

many children
many birds
many subjects
many stories

Slide 7 - Slide

VEEL
In bevestigende zinnen: a lot of
I have a lot of friends.
We paid a lot of money for this.

Na so, as, too NIET!
I sleep as many hours as I can.
We ate too much food today.
I have so many friends!
A

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

A LITTLE = een beetje/iets(enkelvoud)

A FEW = een paar (meervoud)


I need a little more time.
Ik heb een beetje/iets meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.


LITTLE = weinig (enkelvoud)

FEW = weinig (meervoud)


My teacher has little patience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.
Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 13 - Quiz

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 14 - Quiz

Bill didn't kill ___ (een paar) people;
he killed a lot.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 15 - Quiz

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 16 - Quiz

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a few
B
many
C
much
D
a little

Slide 17 - Quiz

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 18 - Quiz

Extra oefenen?
Gebruik Versterk Jezelf, of...

...voor much / many / a lot of

...voor (a) little / (a) few


Slide 19 - Slide

Do you know when to use much, many, a lot of, (a) little and (a) few?
YES!
No, I need a little extra help.

Slide 20 - Poll