3K H6.4&5 De iris de ooglens en het netvlies

6.4 Iris en ooglens
6.5 Het netvlies
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

6.4 Iris en ooglens
6.5 Het netvlies

Slide 1 - Slide

wat weet je nog? 

Slide 2 - Slide

Wat is de prikkel van het gehoorzintuig?
A
Oor
B
slakkenhuis
C
geluid
D
horen

Slide 3 - Quiz

Herhaling: wat is de prikkel voor je...
Oog
Oor
Neus
Tong
Huid
licht
geluid
geurstoffen
smaakstoffen
temperatuur
pijn
vormen

Slide 4 - Drag question

De neus is het gevoeligst voor ........ Dit noemen we dan de ...........
A
Geur - drempelwaarde
B
Licht - drempelwaarde
C
Geur - adequate prikkel
D
Licht - adequate prikkel

Slide 5 - Quiz

In zintuigcellen ontstaan alleen impulsen als een prikkel sterk genoeg is. Wat is een drempelwaarde?

Slide 6 - Open question

meestal is het zo dat je na een poosje je eigen zweetlucht niet meer ruikt. Hoe noemen we dit verschijnsel

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Harde oogrok
Netvlies
gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek
Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Oogspier
Lens
Hoornvlies
Iris

Slide 9 - Slide

lens
iris
netvlies
zenuw
vaatvlies
Glasachtig lichaam
gele vlek

Slide 10 - Drag question


wenkbrauw

traanklier

traanbuis

pupil

wimper

iris

ooglid

Harde oogvlies

Slide 11 - Drag question

Wat gebeurt er met je pupil bij licht en donker?

Slide 12 - Slide

Pupil is een opening van de 
iris

Slide 13 - Slide

Pupilreflex

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Scherp zien

Slide 17 - Slide

Het aanpassen van de ooglens


=

ACCOMODEREN

Slide 18 - Slide

Veraf en dichtbij
dichtbij
veraf
kringspier samengetrokken

Slide 19 - Slide

Netvlies: gele vlek

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Waar de oogzenuw zit is de blinde vlek, daar zitten geen zintuigcellen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Slide

Gezichtsbedrog

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek

Slide 28 - Drag question

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil? (dit gaat vanzelf)
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex

Slide 29 - Quiz

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens, de lens boller of platter maakt?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 30 - Quiz

De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen).
Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?
A
lensbandjes: strak lens: bol
B
lensbandjes: strak lens: plat
C
lensbandjes: slap lens: plat
D
lensbandjes: slap lens: bol

Slide 31 - Quiz