Per schip werden de slaven naar slavenmarkten in Amerika gebracht. De slavenschepen waren vaak overvol; de hygiëne en het voedsel waren slecht. Slaven werden vastgeketend. Eén op de acht stierf.
Op de slavenmarkt werden de slaven gekocht door plantagehouders. De slaven woonden de rest van hun leven op een plantage. Wie niet hard genoeg werkte, werd mishandeld.
De slaven probeerden zich te verzetten. Dat deden ze bijvoorbeeld door de oogst te vernielen of hun eigen cultuur te behouden, zoals hun taal of geloof. Het lukte slaven soms om weg te lopen. Er waren ook slavenopstanden. Die werden bijna altijd met geweld onderdrukt.