This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Introductie tot Computational Thinking
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat
Computational Thinking is
en
de vier stappen van het proces toepassen
op problemen.
Slide 2 - Slide
Introduceer de leerdoelen en leg uit waarom het belangrijk is om Computational Thinking te leren.
Wat weet je al over Computational Thinking?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is Computational Thinking?
Computational Thinking gaat over
hoe je een (groot) probleem gaat
oplossen zodat
een computer kan begrijpen.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat Computational Thinking is en waarom het belangrijk is in onze digitale wereld.
Stap 1: Probleem Decompositie
Het in stukjes hakken van een groot probleem
in kleinere, begrijpelijk stukken.
Je maakt deelproblemen.
Slide 5 - Slide
Leg de eerste stap van Computational Thinking uit en geef een voorbeeld.
Stap 2: Patroonherkenning
Het vinden van
overeenkomsten of patronen
in de kleinere stukjes van het probleem.
Lijken de kleine probleempjes op elkaar?
Hoe dan?
Slide 6 - Slide
Leg de tweede stap van Computational Thinking uit en geef een voorbeeld.
Stap 3: Abstraheren
Alle deelproblemen begrijpen en een overzicht maken voan de mogelijke oplossingen.
Slide 7 - Slide
Leg de derde stap van Computational Thinking uit en geef een voorbeeld.
Stap 4: Algoritmes
Een stappenplan maken voor het van het probleem.
Slide 8 - Slide
Leg de vierde stap van Computational Thinking uit en geef een voorbeeld.
Voorbeeld 1
Slide 9 - Slide
Geef de studenten een probleem om op te lossen en begeleid hen stap voor stap door het proces.
Voorbeeld 2a
Probleem: Ik lig in bed. Ik moet naar school.
Deel-problemen:
Opstaan, opknappen, brood mee, fietsen naar school, fiets 'parkeren', de zoemer is al gegaan.
Slide 10 - Slide
Geef de studenten een probleem om op te lossen en begeleid hen stap voor stap door het proces.
Voorbeeld 2b
Opstaan:
- Wekker uitslaan
- Kantelen en keren en werkelijk opstaan
Opkkappen:
- Wassen en tandenpoetsen (stuken en plamuren)
(Enz.)
Slide 11 - Slide
Geef de studenten een probleem om op te lossen en begeleid hen stap voor stap door het proces.
Voorbeeld 3
Slide 12 - Slide
Geef de studenten een probleem om op te lossen en begeleid hen stap voor stap door het proces.
Toepassingen van Computational Thinking
Computational Thinking kan worden toegepast bij verschillende vakken, zoals koken, bakken, recreatie, DRP-lab, Nderlands, Duits, Engels, biologie, economie en wiskunde.
Maar ook in je werk. (Hoe dan?)
Slide 13 - Slide
Leg uit hoe Computational Thinking kan worden toegepast in het dagelijks leven en in verschillende beroepen.
Voordelen van Computational Thinking
Het gebruik van Computational Thinking kan bijdragen aan betere probleemoplossing, besluitvorming en creativiteit.
Wat is ervoor nodig om iets wél te kunnen (oplossen)?
Slide 14 - Slide
Leg uit hoe Computational Thinking kan helpen bij het ontwikkelen van belangrijke vaardigheden en capaciteiten.
Evaluatie
Een evaluatie om te controleren of studenten de stof begrijpen.
Slide 15 - Slide
Stel vragen om te controleren of studenten de stof begrijpen en geef feedback op hun antwoorden.
Bronnen
Een lijst met bronnen om meer te leren over Computational Thinking.
Slide 16 - Slide
Geef de studenten een lijst met bronnen om te bestuderen voor verdere verdieping in Computational Thinking.
Samenvatting
Een samenvatting van wat we hebben geleerd over Computational Thinking.
Slide 17 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en zorg ervoor dat de studenten de leerdoelen hebben bereikt.
Vragen?
Een gelegenheid voor studenten om vragen te stellen en feedback te geven over de les.
Slide 18 - Slide
Geef de studenten de kans om vragen te stellen en feedback te geven over de les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 19 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 20 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 21 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.