Les 44/ A4 10.02.23: Leestekens

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


I like cooking my family and my pets.

Ik kook oma.

Schiet op papa.

Stop, niet schieten!

I like cooking, my family and my pets.

Ik kook, oma.

Schiet op, papa.

Stop niet, schieten!

Slide 3 - Slide

Welke leestekens ken je?

Slide 4 - Mind map

....
Er staan klanten bij de bakker Marie kent hen niet een vrouw zegt het is toch wel erg ja zegt een andere en dan nog wel hier bij ons wie had dat durven denken dat zoiets kan de vrouw schudt haar hoofd ze bestelt een wit brood de doodstraf zegt iemand dat zou helpen geef mij maar een bruin brood gesneden de man betaalt. 

Slide 5 - Slide

Zo dus:
Er staan klanten bij de bakker. Marie kent hen niet. Een vrouw zegt: "Het is toch wel erg." "Ja," zegt een andere, "en dan nog wel hier! Bij ons! Wie had dat durven denken. Dat zoiets kan!" De vrouw schudt haar hoofd. Ze bestelt een wit brood. "De doodstraf," zegt iemand, "dat zou helpen. Geef mij maar een bruin brood. Gesneden." De man betaalt. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Interpunctie / leestekens
  • Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Je plaatst een vraagteken achter een vraag.
  • Na een uitroep kun je een uitroepteken gebruiken.
  • Een komma gebruik je:
- Bij een opsomming (Meng de komkommer met de sla, de tomaten en de dressing).
- Als je iemand aanspreekt (Rachida, kun je mij het bestek aangeven?).
- Tussen twee persoonsvormen (Als je klaar bent, gaan we wel).
- Voor voegwoorden zoals 'want', 'maar' en 'omdat' (Ik ga, want ik ben ziek).

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Interpunctie / leestekens
Als je een woord of een zin tussen aanhalingstekens zet, dan plaats je deze tekens altijd voor en na dat woord of die zin. " en  ' is allebei te gebruiken. 
Je gebruikt aanhalingstekens:
  •  Als je een gesprek precies opschrijft zoals het gezegd wordt:
De coach zei: 'We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.'
  • Als je een stukje uit een tekst citeert, dat wil zeggen letterlijk overneemt:
'Meedoen is belangrijker dan winnen,' hoort bij de Olympische Spelen. 
  • Als een woord speciale aandacht verdient:
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide