“Je begrijpt als ik had uitgegeven: Klagt tegen het Ind: bestuur of zoo iets, dan had niemand mij gelezen. Ik laat ze nu lang in het idee dat ze eene half grappige, half ernstige vertelling lezen, en eerst als ik den lezer aan het lijntje heb kom ik uit den hoek met de hoofdzaak. Wie ruim halfweg is, weet nog niet dat het eene officiële zaak is die ik hun ingeef als een drankje. […] ik begin als een gekke roman, los en luchtig en zeer langzaam haal ik het lijntje in, zoodat het slot eigenlijk donder en bl. is.”